Het leren van een nieuwe taal kan een uitdagende maar ook zeer lonende ervaring zijn. Als je geïnteresseerd bent in het Servisch, is het belangrijk om zowel de woordenschat van het stadsleven als die van het plattelandsleven te leren kennen. Deze twee levensstijlen hebben verschillende kenmerken en daarom ook verschillende woorden die je moet weten. Hieronder vind je een uitgebreide gids met Servische woorden die je zullen helpen om beter te begrijpen hoe mensen in de stad en op het platteland in Servië leven.
Woordenschat van het stadsleven in het Servisch
Grad – Stad. Een grote, dichtbevolkte nederzetting die vaak een centrum van handel, cultuur en politiek is.
Beograd je najveći grad u Srbiji.
Ulica – Straat. Een openbare weg in een stad of dorp.
Ova ulica je veoma prometna tokom dana.
Zgrada – Gebouw. Een structuur met muren en een dak, zoals een huis of een kantoor.
Nova zgrada u centru grada je veoma moderna.
Trg – Plein. Een open ruimte in een stad, vaak omgeven door gebouwen.
Ljudi se često sastaju na glavnom trgu.
Park – Park. Een openbaar gebied met gras, bomen en bloemen waar mensen kunnen wandelen en ontspannen.
Deca se igraju u parku svaki dan.
Prodavnica – Winkel. Een plaats waar goederen worden verkocht.
Moram da odem do prodavnice da kupim hleb.
Restoran – Restaurant. Een plaats waar maaltijden worden bereid en geserveerd aan klanten.
Idemo u restoran na večeru večeras.
Autobus – Bus. Een groot voertuig dat mensen door de stad vervoert.
Autobus stiže na stanicu za pet minuta.
Taksi – Taxi. Een voertuig dat kan worden gehuurd om mensen naar hun bestemming te brengen.
Pozvaću taksi da me odveze do aerodroma.
Škola – School. Een instelling waar onderwijs wordt gegeven.
Deca idu u školu od ponedeljka do petka.
Biblioteka – Bibliotheek. Een plaats waar boeken worden bewaard en uitgeleend.
Volim da provodim vreme u biblioteci čitajući knjige.
Banka – Bank. Een financiële instelling waar geld kan worden gestort, opgenomen of geleend.
Moram da odem do banke da podignem novac.
Pošta – Postkantoor. Een plaats waar post wordt gesorteerd en verzonden.
Poslaću pismo preko pošte sutra.
Tržni centar – Winkelcentrum. Een groot gebouw met veel winkels en vaak ook eetgelegenheden en bioscopen.
Provešću dan u tržnom centru sa prijateljima.
Bolnica – Ziekenhuis. Een plaats waar zieke of gewonde mensen worden behandeld.
Moj prijatelj je u bolnici nakon operacije.
Woordenschat van het plattelandsleven in het Servisch
Selo – Dorp. Een kleine nederzetting op het platteland.
Moji baka i deka žive u malom selu.
Polje – Veld. Een groot stuk open land, vaak gebruikt voor landbouw.
Seljaci rade na polju tokom leta.
Šuma – Bos. Een groot gebied bedekt met bomen en struiken.
Volim da šetam kroz šumu u jesen.
Reka – Rivier. Een natuurlijke waterloop die naar een zee, meer of een andere rivier stroomt.
Reka teče kroz naše selo.
Brdo – Heuvel. Een verhoogd stuk land, kleiner dan een berg.
Deca se penju na brdo svaki vikend.
Farmer – Boer. Een persoon die landbouw beoefent.
Moj ujak je farmer i ima mnogo stoke.
Njiva – Akker. Een stuk land gebruikt voor het telen van gewassen.
Kukuruz raste na njivi pored naše kuće.
Stoka – Vee. Groepen dieren die worden gefokt voor landbouwdoeleinden, zoals koeien en schapen.
Farmer svakog jutra vodi stoku na ispašu.
Traktor – Tractor. Een voertuig gebruikt voor landbouwtaken.
Traktor je neophodan za rad na farmi.
Vrt – Tuin. Een stuk land bij een huis waar planten, bloemen en groenten worden gekweekt.
Moja baka ima prelep vrt pun cveća.
Bunar – Put. Een diepe put waaruit water wordt getrokken.
Voda iz bunara je veoma hladna i osvežavajuća.
Voćnjak – Boomgaard. Een stuk land beplant met fruitbomen.
Jabuke iz našeg voćnjaka su veoma ukusne.
Vinograd – Wijngaard. Een stuk land waar druiven worden geteeld.
Vinograd našeg komšije proizvodi najbolje vino.
Čoban – Herder. Een persoon die schapen hoedt.
Čoban vodi ovce na pašu svaki dan.
Trava – Gras. Planten met lange, smalle bladeren die in velden en tuinen groeien.
Krave pasu travu na livadi.
Vetar – Wind. De natuurlijke beweging van lucht, vooral merkbaar buiten in open gebieden.
Vetar je danas veoma jak na polju.
Seoska kuća – Boerderij. Een huis op het platteland waar boeren wonen.
Seoska kuća moje porodice je veoma stara.
Štala – Stal. Een gebouw voor het houden van vee.
Konji spavaju u štali tokom noći.
Pčela – Bij. Een insect dat honing maakt.
Pčele oprašuju cveće u našem vrtu.
Košnica – Bijenkorf. Een structuur waar bijen wonen en honing maken.
Imamo nekoliko košnica u našem voćnjaku.
Ratarstvo – Akkerbouw. Het telen van gewassen op het land.
Ratarstvo je glavni izvor prihoda u našem selu.
Stočarstvo – Veeteelt. Het fokken en houden van vee.
Stočarstvo je veoma važno za našu ekonomiju.
Verschillen tussen stads- en plattelandsleven
Het leven in de stad en op het platteland in Servië biedt verschillende ervaringen en uitdagingen. In de stad heb je toegang tot meer faciliteiten zoals restaurants, winkels en ziekenhuizen, terwijl het platteland je dichter bij de natuur en landbouw brengt. Beide levensstijlen hebben hun eigen unieke woordenschat die belangrijk is om te leren als je de taal en cultuur volledig wilt begrijpen.
Of je nu door de drukke straten van Belgrado wandelt of geniet van de rust van een klein dorpje, het kennen van deze woorden zal je helpen om je beter te oriënteren en te communiceren met de lokale bevolking. Veel succes met je taalstudie en geniet van het ontdekken van de rijke cultuur en het dagelijks leven in Servië!