Poolse woorden voor verschillende beroepen

Het leren van een nieuwe taal kan zowel uitdagend als lonend zijn. Een van de meest essentiële aspecten van taalverwerving is het opbouwen van een sterke woordenschat. In dit artikel richten we ons op Poolse woorden voor verschillende beroepen, wat niet alleen nuttig is voor dagelijkse communicatie, maar ook voor professionele doeleinden. Of je nu in Polen werkt, reist of gewoon je Poolse taalvaardigheden wilt verbeteren, deze gids zal je helpen om de meest voorkomende beroepen te herkennen en begrijpen.

Administratieve en Kantoorberoepen

Pracownik biurowy – Kantoorbediende. Dit is iemand die administratieve taken uitvoert zoals het beheren van documenten en afspraken.
Pracownik biurowy zajmuje się korespondencją i archiwizacją dokumentów.

Sekretarka – Secretaresse. Een secretaresse beheert administratieve taken en ondersteunt andere medewerkers.
Sekretarka przygotowuje dokumenty i organizuje spotkania.

Recepcjonista – Receptionist. Iemand die gasten verwelkomt en telefoontjes beantwoordt in een bedrijf.
Recepcjonista udziela informacji i kieruje klientów do odpowiednich działów.

Gezondheidszorg Beroepen

Lekarz – Arts. Een arts diagnosticeert en behandelt ziektes en verwondingen.
Lekarz przeprowadza badania i przepisuje leki.

Pielęgniarka – Verpleegkundige. Een verpleegkundige zorgt voor patiënten en assisteert artsen.
Pielęgniarka mierzy ciśnienie krwi i podaje leki.

Aptekarz – Apotheker. Een apotheker bereidt en verstrekt medicijnen.
Aptekarz doradza pacjentom w sprawie leków.

Bouw en Technische Beroepen

Inżynier – Ingenieur. Een ingenieur ontwerpt en ontwikkelt technische oplossingen.
Inżynier projektuje mosty i budynki.

Architekt – Architect. Een architect ontwerpt gebouwen en andere structuren.
Architekt tworzy plany i nadzoruje budowę.

Budowlaniec – Bouwvakker. Een bouwvakker voert fysiek werk uit op een bouwplaats.
Budowlaniec kładzie cegły i wylewa beton.

Onderwijs Beroepen

Nauczyciel – Leraar. Een leraar geeft les en begeleidt studenten.
Nauczyciel przygotowuje lekcje i ocenia prace domowe.

Profesor – Professor. Een professor geeft les aan een universiteit en doet onderzoek.
Profesor prowadzi wykłady i pisze artykuły naukowe.

Bibliotekarz – Bibliothecaris. Een bibliothecaris beheert boeken en andere bronnen in een bibliotheek.
Bibliotekarz pomaga czytelnikom znaleźć potrzebne książki.

Handel en Dienstverlening Beroepen

Sprzedawca – Verkoper. Een verkoper verkoopt producten en helpt klanten in een winkel.
Sprzedawca doradza klientom i obsługuje kasę.

Kucharz – Kok. Een kok bereidt maaltijden in een restaurant.
Kucharz przygotowuje dania według przepisów.

Kelner – Ober. Een ober bedient klanten in een restaurant en brengt hun bestellingen.
Kelner przyjmuje zamówienia i podaje jedzenie.

Creatieve Beroepen

Artysta – Kunstenaar. Een kunstenaar creëert kunstwerken zoals schilderijen en beeldhouwwerken.
Artysta maluje obrazy i rzeźbi w kamieniu.

Muzyk – Muzikant. Een muzikant speelt een instrument of zingt.
Muzyk gra na gitarze i komponuje piosenki.

Fotograf – Fotograaf. Een fotograaf maakt foto’s voor verschillende doeleinden.
Fotograf robi zdjęcia na ślubach i innych wydarzeniach.

Informatica en Technologie Beroepen

Programista – Programmeur. Een programmeur schrijft en test software.
Programista tworzy aplikacje i naprawia błędy w kodzie.

Administrator sieci – Netwerkbeheerder. Een netwerkbeheerder beheert en onderhoudt computernetwerken.
Administrator sieci monitoruje działanie sieci i rozwiązuje problemy techniczne.

Analista danych – Data-analist. Een data-analist verzamelt en analyseert gegevens om inzichten te verkrijgen.
Analista danych przetwarza dane i tworzy raporty.

Wetenschappelijke Beroepen

Naukowiec – Wetenschapper. Een wetenschapper doet onderzoek in een specifiek vakgebied.
Naukowiec prowadzi eksperymenty i publikuje wyniki badań.

Biolog – Bioloog. Een bioloog bestudeert levende organismen.
Biolog bada rośliny i zwierzęta.

Chemik – Scheikundige. Een scheikundige onderzoekt chemische processen en stoffen.
Chemik analizuje związki chemiczne i tworzy nowe substancje.

Transport en Logistiek Beroepen

Kierowca – Chauffeur. Een chauffeur bestuurt voertuigen zoals auto’s of vrachtwagens.
Kierowca dostarcza towary do klientów.

Mechanik – Monteur. Een monteur repareert en onderhoudt voertuigen.
Mechanik naprawia silniki i wymienia opony.

Logistyk – Logistiek medewerker. Een logistiek medewerker beheert de stroom van goederen en diensten.
Logistyk planuje trasy transportu i zarządza magazynem.

Juridische Beroepen

Prawnik – Advocaat. Een advocaat geeft juridisch advies en vertegenwoordigt cliënten in de rechtbank.
Prawnik przygotowuje dokumenty prawne i występuje w sądzie.

Sędzia – Rechter. Een rechter beslist over juridische zaken in de rechtbank.
Sędzia prowadzi procesy i wydaje wyroki.

Notariusz – Notaris. Een notaris maakt officiële documenten en getuigt bij juridische transacties.
Notariusz sporządza akty notarialne i poświadcza podpisy.

Horeca en Toerisme Beroepen

Hotelarz – Hotelmanager. Een hotelmanager beheert de dagelijkse activiteiten van een hotel.
Hotelarz zarządza personelem i dba o komfort gości.

Przewodnik turystyczny – Reisgids. Een reisgids begeleidt toeristen en geeft informatie over bezienswaardigheden.
Przewodnik turystyczny oprowadza grupy i opowiada o historii miejsc.

Animator – Animator. Een animator organiseert activiteiten en entertainment voor gasten.
Animator prowadzi zajęcia sportowe i artystyczne dla dzieci.

Financiële en Zakelijke Beroepen

Księgowy – Boekhouder. Een boekhouder beheert financiële administratie en zorgt voor de boekhouding.
Księgowy prowadzi księgi rachunkowe i sporządza bilanse.

Analityk finansowy – Financieel analist. Een financieel analist analyseert financiële gegevens en adviseert bedrijven.
Analityk finansowy ocenia wyniki finansowe i przygotowuje prognozy.

Konsultant – Consultant. Een consultant adviseert bedrijven over strategieën en verbeteringen.
Konsultant doradza firmom w zakresie zarządzania i operacji.

Landbouw en Milieu Beroepen

Rolnik – Boer. Een boer teelt gewassen en houdt vee.
Rolnik uprawia zboża i hoduje bydło.

Ogrodnik – Tuinman. Een tuinman onderhoudt tuinen en plant bloemen en bomen.
Ogrodnik sadzi kwiaty i przycina krzewy.

Leśnik – Boswachter. Een boswachter beschermt en beheert bossen en natuurgebieden.
Leśnik monitoruje zdrowie lasów i dba o zwierzęta.

Door deze uitgebreide lijst van Poolse woorden voor verschillende beroepen te leren, kun je je taalvaardigheden verbeteren en beter communiceren in zowel professionele als dagelijkse situaties. Blijf oefenen en gebruik deze woorden in je gesprekken om ze echt onder de knie te krijgen. Veel succes met je taalstudie!

Talkpal is een AI-gestuurde taaltutor. Leer 57+ talen 5x sneller met revolutionaire technologie.

LEER SNELLER TALEN
MET AI

Leer 5x Sneller