Woordenschat voor familie en sociaal leven in het IJslands

De IJslandse taal is rijk aan unieke woorden en uitdrukkingen die essentieel zijn voor het begrijpen en deelnemen aan het dagelijkse leven, vooral als het gaat om familie en sociale interacties. In dit artikel zullen we enkele belangrijke woorden en uitdrukkingen verkennen die je zullen helpen om je woordenschat voor familie en sociaal leven in het IJslands te verbeteren.

Familie

Foreldrar – Ouders
Foreldrar mínir búa í Reykjavík.
De mensen die je hebben grootgebracht en voor je hebben gezorgd.

Móðir – Moeder
Móðir mín elskar að baka kökur.
De vrouw die je ter wereld heeft gebracht.

Faðir – Vader
Faðir minn vinnur sem læknir.
De man die je heeft verwekt.

Sonur – Zoon
Sonur minn fer í skóla á hverjum degi.
Een mannelijk kind van een ouder.

Dóttir – Dochter
Dóttir mín spilar á píanó.
Een vrouwelijk kind van een ouder.

Bróðir – Broer
Bróðir minn er eldri en ég.
Een mannelijk familielid, kind van je ouders.

Systir – Zus
Systir mín er mjög góð í íþróttum.
Een vrouwelijk familielid, kind van je ouders.

Afi – Grootvader
Afi minn sagði mér margar sögur þegar ég var barn.
De vader van je vader of moeder.

Amma – Grootmoeder
Amma mín býr í litlu húsi á landi.
De moeder van je vader of moeder.

Frændi – Oom/neef
Frændi minn kemur í heimsókn um jólin.
Een mannelijk familielid zoals de broer van je vader of moeder, of een zoon van je tante of oom.

Frænka – Tante/nicht
Frænka mín er mjög skemmtileg.
Een vrouwelijk familielid zoals de zus van je vader of moeder, of een dochter van je tante of oom.

Sociaal Leven

Vinur – Vriend
Vinur minn og ég förum oft í bíó saman.
Iemand met wie je een sterke band hebt en leuke dingen doet.

Vinkona – Vriendin
Vinkona mín og ég förum í ræktina saman.
Een vrouwelijke vriend.

Boð – Uitnodiging
Ég fékk boð í veislu á laugardaginn.
Een verzoek om deel te nemen aan een evenement of bijeenkomst.

Veisla – Feest
Veislan var mjög skemmtileg og margir komu.
Een sociale bijeenkomst met eten, drinken en vaak muziek of andere vormen van amusement.

Hátíð – Festival
Við fórum á hátíðina í bænum um helgina.
Een speciale gebeurtenis vaak met culturele of religieuze betekenis.

Brúðkaup – Huwelijk
Brúðkaupið þeirra var mjög rómantískt.
Een ceremonie waarbij twee mensen trouwen.

Afmæli – Verjaardag
Ég á afmæli í næsta mánuði.
De jaarlijkse viering van de dag waarop je geboren bent.

Gjafir – Cadeaus
Við gáfum honum margar gjafir í afmælið hans.
Voorwerpen die je aan iemand geeft om een speciale gelegenheid te vieren.

Kaffihús – Koffiehuis
Við hittumst á kaffihúsi til að spjalla.
Een plek waar mensen samenkomen om koffie te drinken en te socialiseren.

Bíó – Bioscoop
Við förum í bíó á föstudagskvöldið.
Een plaats waar films worden vertoond.

Veitingastaður – Restaurant
Við borðuðum kvöldverð á veitingastaðnum.
Een plek waar je kunt eten en drinken, vaak met bediening aan tafel.

Dagelijkse Interacties

Góðan dag – Goedendag
Góðan dag, hvernig hefurðu það?
Een beleefde groet om iemand overdag te begroeten.

Gott kvöld – Goedenavond
Gott kvöld, hvað er að frétta?
Een beleefde groet om iemand in de avond te begroeten.

Hvernig hefurðu það? – Hoe gaat het met je?
Hvernig hefurðu það í dag?
Een vraag om te informeren naar iemands welzijn.

Allt í lagi – Alles in orde
Já, allt í lagi með mig.
Een uitdrukking om aan te geven dat alles goed is.

Takk – Dank je
Takk fyrir hjálpina.
Een uitdrukking van dankbaarheid.

Gjarnan – Graag gedaan
Gjarnan, það var ekkert mál.
Een reactie op iemand die je bedankt.

Afsakið – Excuseer
Afsakið, geturðu hjálpað mér?
Een beleefde uitdrukking om iemands aandacht te trekken of om je te verontschuldigen.

– Ja
Já, ég vil koma með.
Een bevestigend antwoord.

Nei – Nee
Nei, ég hef enga tíma í dag.
Een ontkennend antwoord.

Kannski – Misschien
Kannski get ég komið seinna.
Een uitdrukking van onzekerheid of mogelijkheid.

Specifieke Begrippen

Fjölskylda – Familie
Fjölskylda mín er mjög stór.
Een groep mensen die met elkaar verbonden is door bloed, huwelijk of adoptie.

Ættingjar – Verwanten
Ættingjar mínir búa víða um landið.
Mensen die familie van je zijn, maar niet direct tot je gezin behoren.

Stjúpmóðir – Stiefmoeder
Stjúpmóðir mín er mjög vingjarnleg.
De vrouw die met je vader is getrouwd, maar niet je biologische moeder is.

Stjúpfar – Stiefvader
Stjúpfar minn kenndi mér að veiða.
De man die met je moeder is getrouwd, maar niet je biologische vader is.

Fósturbarn – Pleegkind
Við tókum á móti fósturbarninu með opnum örmum.
Een kind dat in een pleeggezin is geplaatst.

Fósturforeldrar – Pleegouders
Fósturforeldrar mínir eru mjög góðir.
De mensen die voor een pleegkind zorgen.

Hjón – Echtpaar
Hjónin búa í nýju húsi.
Twee mensen die getrouwd zijn.

Makinn – Echtgenoot/echtgenote
Makinn minn og ég förum oft í göngutúra.
De persoon met wie je getrouwd bent.

Unnusti – Verloofde (mannelijk)
Unnusti minn gaf mér fallegan hring.
De man met wie je verloofd bent.

Unnusta – Verloofde (vrouwelijk)
Unnusta mín er mjög hugrökk.
De vrouw met wie je verloofd bent.

Sambýlingur – Partner
Sambýlingur minn og ég eigum tvö börn.
Iemand met wie je samenwoont, maar niet noodzakelijk getrouwd bent.

Fjölskylduboð – Familie-uitje
Við fórum í fjölskylduboð í sumarbústað.
Een bijeenkomst of uitje met de hele familie.

Samkomulag – Overeenkomst
Við komumst að samkomulagi um helgarferðina.
Een afspraak of regeling tussen twee of meer partijen.

Deila – Meningsverschil
Þau höfðu deilu um hvar á að halda hátíðina.
Een conflict of onenigheid tussen mensen.

Samheldni – Samenhorigheid
Samheldnin í fjölskyldunni okkar er sterk.
De toestand van sterk verbondenheid en samenwerking binnen een groep.

Traust – Vertrouwen
Traust er mikilvægt í öllum samböndum.
Het geloof in de betrouwbaarheid of waarheid van iemand of iets.

Umhyggja – Zorg
Umhyggja fyrir fjölskyldunni er alltaf í fyrirrúmi.
Het tonen van aandacht en zorg voor iemand.

Ást – Liefde
Ást þeirra var greinileg fyrir öllum.
Een sterke gevoel van genegenheid en zorg voor iemand.

Vinarbragð – Vriendschap
Vinarbragðið okkar hefur staðið í mörg ár.
De relatie van wederzijdse genegenheid tussen mensen.

Reiði – Woede
Reiði hans var stutt og leið fljótt hjá.
Een sterke emotie van boosheid.

Gleði – Vreugde
Gleðin skein úr augum hennar.
Een gevoel van groot geluk en plezier.

Sorg – Verdriet
Sorgin eftir missinn var mikil.
Een gevoel van diepe droefheid, vooral na het verlies van iets of iemand dierbaars.

Hamingja – Geluk
Hamingjan í lífi þeirra var áþreifanleg.
Een staat van tevredenheid en vreugde.

Stolt – Trots
Foreldrar mínir voru mjög stolt af mér.
Een gevoel van diepe voldoening over eigen of andermans prestaties.

Door deze woorden en uitdrukkingen te leren en te oefenen, zul je beter in staat zijn om je in het IJslands uit te drukken over onderwerpen die te maken hebben met familie en sociaal leven. Dit zal niet alleen je taalvaardigheid verbeteren, maar ook je begrip van de IJslandse cultuur en sociale normen verdiepen. Veel succes met je taalleerreis!

Talkpal is een AI-gestuurde taaltutor. Leer 57+ talen 5x sneller met revolutionaire technologie.

LEER SNELLER TALEN
MET AI

Leer 5x Sneller