Het leren van een nieuwe taal kan een uitdagende, maar ook een zeer lonende ervaring zijn. Een van de meest specifieke en soms lastigste delen van het leren van een nieuwe taal is het begrijpen van de financiële en economische termen. Dit geldt zeker voor het Ests, een taal die veel unieke kenmerken heeft. In dit artikel zullen we een aantal van de meest voorkomende financiële en economische termen in het Ests bespreken. Deze termen zijn niet alleen nuttig voor mensen die in de financiële sector werken, maar ook voor iedereen die een goed begrip van de taal wil krijgen.
Financiële termen
Raha – Geld. Dit is de meest basale term in de financiële wereld. Het verwijst naar het middel dat wordt gebruikt om goederen en diensten te kopen.
Mul pole piisavalt raha, et seda osta.
Pank – Bank. Een instelling waar mensen hun geld kunnen storten, lenen en beheren.
Ma lähen täna panka, et arve avada.
Laen – Lening. Geld dat wordt geleend en dat moet worden terugbetaald, meestal met rente.
Ma võtsin pangast laenu maja ostmiseks.
Intress – Rente. Het bedrag dat wordt betaald voor het lenen van geld, meestal uitgedrukt als een percentage van het geleende bedrag.
Selle laenu intress on väga kõrge.
Krediitkaart – Creditcard. Een kaart die door een bank of financiële instelling wordt uitgegeven waarmee de houder aankopen kan doen op krediet.
Ma maksan oma ostude eest krediitkaardiga.
Investeering – Investering. Het gebruik van geld met het doel om in de toekomst meer geld te verdienen.
Kinnisvara on hea investeering.
Arve – Factuur. Een document dat aangeeft hoeveel geld iemand verschuldigd is voor goederen of diensten.
Palun saatke mulle arve e-posti teel.
Arvelduskonto – Betaalrekening. Een bankrekening die wordt gebruikt voor dagelijkse transacties.
Mul on arvelduskonto SEB pangas.
Hoiukonto – Spaarrekening. Een bankrekening waarop geld wordt gestort om te sparen en rente te verdienen.
Ma kannan iga kuu raha oma hoiukontole.
Väärtpaber – Effect. Een financieel instrument dat waarde vertegenwoordigt, zoals aandelen of obligaties.
Ma ostsin mõned ettevõtte väärtpaberid.
Economische termen
Majandus – Economie. De studie van hoe samenlevingen middelen beheren en verdelen.
Majandus kasvab tänu uutele tehnoloogiatele.
Inflatsioon – Inflatie. De stijging van de prijzen van goederen en diensten in de loop van de tijd, waardoor de koopkracht van geld afneemt.
Inflatsioon on sel aastal kasvanud.
Deflatsioon – Deflatie. De daling van de prijzen van goederen en diensten, wat vaak gepaard gaat met een vermindering van de vraag.
Deflatsioon võib majandusele kahjulik olla.
Brutoprodukt – Bruto Binnenlands Product (BBP). De totale waarde van alle goederen en diensten die in een land in een bepaalde periode worden geproduceerd.
Eesti SKP on sel aastal kasvanud.
Töötus – Werkloosheid. De situatie waarin mensen die in staat zijn en bereid zijn om te werken, geen baan kunnen vinden.
Töötuse määr on sel aastal vähenenud.
Maks – Belasting. Geld dat door de overheid van individuen en bedrijven wordt geïnd om openbare diensten te financieren.
Maksud on vajalikud avalike teenuste rahastamiseks.
Eelarve – Begroting. Een plan voor het beheren van inkomsten en uitgaven gedurende een bepaalde periode.
Valitsus on uue eelarve heaks kiitnud.
Kulud – Uitgaven. Het geld dat wordt uitgegeven aan goederen en diensten.
Meie ettevõtte kulud on sel aastal suurenenud.
Tulu – Inkomsten. Het geld dat wordt verdiend door een individu of bedrijf.
Ettevõtte tulu on sel aastal kasvanud.
Kaubandus – Handel. De uitwisseling van goederen en diensten tussen mensen of landen.
Rahvusvaheline kaubandus on majandusele kasulik.
Geavanceerdere termen
Hüperinflatsioon – Hyperinflatie. Een extreem hoge en meestal versnelde inflatie, vaak veroorzaakt door een snelle toename van de geldhoeveelheid.
Hüperinflatsioon võib majanduse kokkuvarisemiseni viia.
Valuuta – Valuta. Het geld dat officieel wordt gebruikt in een land.
Euro on Euroopa Liidu ametlik valuuta.
Kapital – Kapitaal. Financiële middelen die worden gebruikt om bedrijven op te zetten en uit te breiden.
Ettevõte vajab kasvu jaoks rohkem kapitali.
Devalveerimine – Devaluatie. Een bewuste verlaging van de waarde van een land’s valuta ten opzichte van andere valuta’s.
Valitsus otsustas valuuta devalveerimise kasuks.
Revalveerimine – Revaluatie. Een bewuste verhoging van de waarde van een land’s valuta ten opzichte van andere valuta’s.
Valitsus teatas valuuta revalveerimisest.
Tarbimine – Consumptie. Het gebruik van goederen en diensten door huishoudens.
Kodumajapidamiste tarbimine on sel aastal suurenenud.
Võlakiri – Obligatie. Een schuldbewijs dat door een bedrijf of overheid wordt uitgegeven om geld te lenen van investeerders.
Ettevõte emiteeris uusi võlakirju kapitali kogumiseks.
Aktsia – Aandeel. Een eigendomseenheid in een bedrijf, die recht geeft op een deel van de winst.
Ma investeerisin ettevõtte aktsiatesse.
Dividend – Dividend. Het deel van de winst dat aan aandeelhouders wordt uitgekeerd.
Ettevõte maksis sel aastal suuri dividende.
Likviidsus – Liquiditeit. De mate waarin een bedrijf of individu in staat is om zijn kortetermijnverplichtingen te voldoen.
Ettevõtte likviidsus on hea.
Risk – Risico. De kans dat een investering minder goed presteert dan verwacht.
Kõik investeeringud kannavad endas riski.
Het beheersen van deze financiële en economische termen in het Ests kan een aanzienlijke bijdrage leveren aan je begrip van de taal en de cultuur. Of je nu van plan bent om in Estland te werken, zaken te doen met Estse bedrijven, of gewoon je taalvaardigheid wilt uitbreiden, deze woorden en uitdrukkingen zullen je helpen om beter te communiceren en te begrijpen wat er om je heen gebeurt. Vergeet niet dat taal leren tijd en oefening kost, dus wees geduldig en blijf oefenen!