Wanneer je Koreaans leert, kom je veel nieuwe woorden tegen. Een van de eerste categorieën die vaak aangeleerd wordt, is familieleden. Het is belangrijk deze termen te kennen, zowel om het gesprek met Koreaanse vrienden persoonlijker te maken als om te begrijpen hoe Koreaanse cultuur familieverbanden benadrukt.
Laten we een aantal basiswoorden voor familieleden in het Koreaans doornemen.
가족 (gajok) — familie
Dit algemene woord voor familie gebruiken Koreanen om te verwijzen naar hun directe familieleden samen.
저의 가족은 네 명입니다.
부모님 (bumonim) — ouders
Dit respectvolle woord voor ‘ouders’ wordt gebruikt wanneer je over je eigen ouders praat of wanneer je het over de ouders van iemand anders hebt.
부모님은 제가 자랑스러워하십니다.
아버지 (abeoji) — vader
Specifiek voor ‘vader’ en wordt vaak gebruikt in formele situaties of uit respect.
아버지는 매일 일찍 일어납니다.
어머니 (eomeoni) — moeder
Dit is het Koreaanse woord voor ‘moeder’ en wordt op dezelfde respectvolle manier gebruikt als ‘아버지’.
어머니는 요리를 매우 잘하세요.
남편 (nampyeon) — echtgenoot
Dit woord wordt gebruikt door een vrouw om over haar echtgenoot te spreken.
제 남편은 의사입니다.
아내 (anae) — echtgenote
Een vrouw wordt aangeduid met ‘아내’ door haar echtgenoot.
제 아내는 선생님입니다.
아들 (adeul) — zoon
Het gewone woord voor ‘zoon’ in het Koreaans.
우리 아들은 대학생입니다.
딸 (ttal) — dochter
Dit is hoe je in het Koreaans naar ‘dochter’ refereert.
우리 딸은 항상 책을 읽고 있어요.
형제 (hyeongje) — broers
‘형제’ wordt gebruikt om over broers te spreken, meestal als je het over meerdere broers hebt.
저는 세 명의 형제가 있어요.
자매 (jamae) — zussen
‘자매’ gebruikt men om naar zussen te verwijzen in een familie.
우리 자매는 저와 매우 닮았어요.
형 (hyeong) — oudere broer
Dit gebruik je als je een man bent en spreekt over je oudere broer.
형은 저보다 키가 커요.
누나 (nuna) — oudere zus
Gebruikt door mannen om naar hun oudere zus te verwijzen.
누나와 저는 친구처럼 지내요.
오빠 (oppa) — oudere broer
Dit woord wordt gebruikt door vrouwen over hun oudere broer.
오빠는 항상 저를 챙겨줘요.
언니 (eonni) — oudere zus
Vrouwen spreken hun oudere zussen aan met ‘언니’.
언니는 멋진 옷을 입는 것을 좋아해요.
동생 (dongsaeng) — jongere broer/zus
Dit woord betekent letterlijk ‘jongere broer of zus’ en kan gebruikt worden door zowel mannen als vrouwen.
동생은 중학생입니다.
손자 (sonja) — kleinzoon
Het woord voor ‘kleinzoon’ in het Koreaans.
할머니는 손자를 매우 사랑하세요.
손녀 (sonnyeo) — kleindochter
‘Sonnyeo’ gebruik je als je het over een ‘kleindochter’ hebt.
할아버지는 손녀에게 이야기를 자주 들려줍니다.
조부모 (jobumo) — grootouders
Dit woord wordt gebruikt om zowel de grootvader als grootmoeder samen aan te duiden.
조부모님은 건강하신 편입니다.
Dit zijn enkele van de meest voorkomende familie-gerelateerde termen die je in het Koreaans tegen zult komen. Het is belangrijk om deze termen te kennen, niet alleen voor het voeren van gesprekken, maar ook om beter te begrijpen hoe de Koreaanse samenleving in elkaar steekt waar familiewaarden diep verankerd zijn.
Naarmate je Koreaans verbetert, zul je meer ingewikkelde familieverbanden en formele termen tegenkomen. Deze basislijst is echter een goed startpunt voor iedereen die een conversatie wil hebben over familie in het Koreaans. Praktijk is sleutel, dus probeer deze woorden te gebruiken wanneer je de kans krijgt!