Laten we het hebben over Italiaanse uitdrukkingen gerelateerd aan tijd en datum. Het beheersen van deze uitdrukkingen is essentieel voor iedereen die Italiaans leert, omdat ze vaak gebruikt worden in alledaagse conversaties. Hieronder vind je een lijst van enkele essentiële zinnen, met hun definities en voorbeeldzinnen in het Italiaans.
Adesso betekent ‘nu’ of ‘op dit moment’.
Vengo adesso!
Oggi staat voor ‘vandaag’.
Oggi andiamo al mare.
Domani betekent ‘morgen’.
Ci vediamo domani alla festa.
Dopodomani betekent ‘overmorgen’.
Ho un appuntamento dopodomani.
Ieri duidt ‘gisteren’ aan.
Ieri è stato il mio compleanno.
L’altro ieri betekent ‘eergisteren’.
L’altro ieri ho incontrato un vecchio amico.
Stamattina betekent ‘vanochtend’.
Stamattina mi sono svegliato presto.
Stasera duidt ‘vanavond’ aan.
Stasera c’è la partita.
Domattina betekent ‘morgenochtend’.
Domattina prendo il primo treno.
Domani sera betekent ‘morgenavond’.
Domani sera andiamo a teatro.
La settimana scorsa betekent ‘vorige week’.
La settimana scorsa sono andato a Roma.
Il mese scorso betekent ‘vorige maand’.
Il mese scorso abbiamo festeggiato il nostro anniversario.
L’anno scorso duidt ‘vorig jaar’ aan.
L’anno scorso ho viaggiato in Spagna.
Fra un’ora betekent ‘over een uur’.
Fra un’ora inizia la riunione.
Tra due giorni betekent ‘over twee dagen’.
Tra due giorni partirò per le vacanze.
La settimana prossima betekent ‘volgende week’.
La settimana prossima ho molti impegni.
Il mese prossimo betekent ‘volgende maand’.
Il mese prossimo è il mio compleanno.
L’anno prossimo duidt ‘volgend jaar’ aan.
L’anno prossimo andrò all’università.
Ormai wordt gebruikt om iets weer te geven dat ‘nu’, ‘inmiddels’, of ’toch al’ gebeurd is.
Ormai è troppo tardi per scusarsi.
Subito betekent ‘onmiddellijk’, ‘meteen’.
Vieni qui subito!
Presto betekent ‘snel’ of ‘weldra’.
Devo andare, arrivano presto gli ospiti.
Dopo duidt ‘na’ of ‘later’ aan.
Dopo cena usciamo a fare una passeggiata.
Ancora betekent ‘nog’ of ‘alweer’.
Ancora cinque minuti e sono pronto.
Già betekent ‘al’ of ‘reeds’.
Hai già finito di lavorare?
Prima verwijst naar ‘eerder’ of ‘vroeger’.
Prima di uscire, chiudi le finestre.
Poi betekent ‘dan’ of ‘vervolgens’.
Facciamo la spesa e poi andiamo al cinema.
Spesso betekent ‘vaak’.
Vado spesso a correre al parco.
Qualche volta duidt ‘soms’ aan.
Qualche volta mi piace cucinare piatti esotici.
Raramente betekent ‘zelden’.
Raramente prendo un caffè dopo cena.
Mai betekent ‘nooit’.
Non sono mai stato in America.
Sempre duidt ‘altijd’ aan.
Sono sempre felice di aiutarti.
Het beheersen van deze uitdrukkingen is een grote stap vooruit in het spreken van vloeiend Italiaans. Probeer deze zinnen te oefenen in je dagelijkse conversaties en je zult merken dat je communicatie met Italiaanssprekenden vloeiender en natuurlijker wordt. Onthoud dat taal leren ook gaat om cultuur en gewoontes, en deze uitdrukkingen zullen je ook helpen om de Italiaanse cultuur en manier van leven beter te begrijpen. Buono studio e buona fortuna con l’apprendimento della lingua italiana!