Landbouw, of agricultura in het Spaans, is een essentiĆ«le sector over de hele wereld. Het bezit een omvangrijke woordenschat waar zowel experts als beginners van kunnen leren. In dit artikel duiken we in de Spaanse woordenschat die specifiek is voor de landbouw en aanverwante onderwerpen. Het leren van deze woorden zal niet alleen uw taalvaardigheid verbeteren, maar ook uw begrip van de agrarische cultuur en praktijken in Spaanstalige regio’s.
Agricultor
– Definition: Boer, iemand die werkt in de landbouwsector.
El agricultor se levanta temprano para trabajar en el campo.
Granja
– Definition: Boerderij, de plek waar landbouwactiviteiten plaatsvinden.
En la granja hay muchas vacas y gallinas.
Cultivo
– Definition: Gewas, de term die gebruikt wordt voor planten die worden gekweekt en geoogst.
Este aƱo el cultivo de maĆz ha sido excepcional.
Semilla
– Definition: Zaad, het beginpunt van een nieuwe plant.
Es importante seleccionar buenas semillas para la siembra.
Cosecha
– Definition: Oogst, het proces van verzamelen van rijpe gewassen.
La cosecha de trigo comienza en julio.
GanaderĆa
– Definition: Veeteelt, het fokken en houden van vee voor consumptie en andere doeleinden.
La ganaderĆa es una parte fundamental de la economĆa rural.
Tractor
– Definition: Tractor, een motorvoertuig speciaal ontworpen voor agrarisch gebruik.
El tractor estĆ” arando el terreno para la prĆ³xima siembra.
Fertilizante
– Definition: Meststof, een stof die wordt toegevoegd aan de bodem om de vruchtbaarheid te verhogen.
El uso adecuado de fertilizantes puede aumentar el rendimiento de los cultivos.
RegadĆo
– Definition: Irrigatie, het kunstmatig aanvoeren van water naar landbouwgrond om gewassen te bewateren.
El sistema de regadĆo es crucial en zonas con escasas precipitaciones.
Pesticida
– Definition: Bestrijdingsmiddel, een chemische stof of biologisch middel dat wordt gebruikt om schadelijke organismen te doden.
Es importante usar pesticidas con cuidado para proteger el medio ambiente.
Arado
– Definition: Ploeg, een landbouwwerktuig dat wordt gebruikt om de grond te bewerken voor het zaaien.
Antiguamente el arado era tirado por bueyes.
Ganado
– Definition: Vee, de groep dieren op de boerderij die worden gefokt voor gebruik of verkoop.
El ganado estĆ” pastando tranquilo en el campo.
Silo
– Definition: Silo, een opslagplaats voor bulkgoederen, met name voer en graan.
DespuƩs de la cosecha, el grano se almacena en el silo.
Pradera
– Definition: Weide, grasland waar vee graast.
Las vacas disfrutan de la amplia pradera durante el verano.
Establo
– Definition: Stal, een gebouw waarin vee wordt gehouden.
El establo necesita ser limpiado todos los dĆas.
Herbicida
– Definition: Onkruidverdelger, een stof die wordt gebruikt om ongewenste planten en onkruid te elimineren.
El uso de herbicida ayuda a controlar el crecimiento de malas hierbas entre los cultivos.
Vendimia
– Definition: Wijnoogst, het oogsten van druiven voor wijnproductie.
Durante la vendimia, todo el pueblo colabora en la recolecciĆ³n de las uvas.
Maquinaria agrĆcola
– Definition: Landbouwmachines, de verschillende soorten machines die worden gebruikt in de landbouw.
La maquinaria agrĆcola moderna ha aumentado mucho la eficiencia en el campo.
Barbecho
– Definition: Braakland, landbouwgrond die tijdelijk niet wordt bewerkt om het te laten rusten.
Dejar el terreno en barbecho ayuda a recuperar los nutrientes del suelo.
Apicultura
– Definition: Bijenteelt, het houden van bijen, voornamelijk voor honing.
La apicultura es una actividad tradicional en esta regiĆ³n.
LƔcteos
– Definition: Zuivelproducten, producten voortkomend uit de verwerking van melk.
Los productos lƔcteos incluyen queso, leche y yogur.
AgronomĆa
– Definition: Agronomie, de wetenschap van bodembeheer en gewasproductie.
Un buen conocimiento en agronomĆa es esencial para cualquier agricultor exitoso.