In de wereld van de computer en het internet zijn er veel Engelse termen die we dagelijks gebruiken. Het is handig om een goede basiswoordenschat te hebben voor iedereen die deze technologie gebruikt. Hieronder volgt een lijst met woorden die vaak voorkomen, met definities en voorbeeldzinnen.
Computer
Apparaat dat gegevens verwerkt en informatie opslaat.
Can you turn on the computer? I need to send an email.
Internet
Wereldwijd netwerk van computers waarmee informatie gedeeld wordt.
I use the internet to read the news every morning.
Browser
Een programma waarmee je websites kunt opzoeken en bekijken.
Google Chrome is my default web browser on all my devices.
Keyboard
Het toetsenbord van een computer.
The letters on my keyboard have worn off from excessive use.
Mouse
Een apparaat dat je handbewegingen omzet in bewegingen op het beeldscherm.
My mouse stopped working, so I have to buy a new one.
Email
Een methode om berichten digitaal te versturen en te ontvangen.
I will send you the document via email.
Website
Een verzameling van webpagina’s die meestal toegankelijk is via een URL.
Have you checked our new website? It’s finally live.
Hyperlink
Een klikbare verbinding tussen twee webpagina’s.
Click on the hyperlink to get redirected to the source.
Download
Het proces van het ontvangen van data van het internet.
The download should finish in a few minutes; then you can watch the video.
Upload
Het proces van het versturen van data naar een andere computer of naar het internet.
Please upload the files to the cloud before sharing the link.
Wi-Fi
Draadloze technologie die apparaten in staat stelt om te verbinden met het internet.
Is there Wi-Fi here? I need to send an important email.
Router
Een apparaat dat een netwerkverbinding verdeelt over meerdere apparaten.
I had to reset the router to fix my internet connection.
Malware
Kwaadaardige software ontworpen om computersystemen te beschadigen of privégegevens te stelen.
My computer was infected by malware, so I had to reinstall the operating system.
Virus
Een type malware dat zichzelf kan repliceren en verspreiden naar andere systemen.
You should install an antivirus to prevent your computer from getting a virus.
Antivirus
Software ontworpen om je computer te beschermen tegen virussen en andere schadelijke software.
My antivirus software needs an update to keep my system secure.
Firewall
Een beveiligingssysteem dat ongeautoriseerde toegang tot of van een privé-netwerk voorkomt.
The firewall settings were modified to allow for the application to connect to the internet.
Spam
Ongevraagde en vaak ongewenste emailberichten.
My inbox is full of spam, despite the filter I enabled.
Phishing
Een type fraude waarbij men probeert om persoonlijke informatie te stelen via misleidende e-mails of websites.
Be cautious of phishing emails that ask for your personal details.
Encryption
De omzetting van data in een code om ongeoorloofde toegang te voorkomen.
This messaging app uses end-to-end encryption to secure our conversations.
Cloud
Opslagruimte op het internet waar je bestanden kunt bewaren en delen.
I save all my photos in the cloud so I can access them from any device.
Backup
Een kopie van computergegevens die opgeslagen wordt om te voorkomen dat data verliest bij een systeemcrash.
Remember to perform a regular backup of your important files.
Operating System (OS)
Software waarmee computerhardware en -software kunnen samenwerken.
Which operating system are you using on your computer?
Program
Een verzameling instructies die door de computer wordt uitgevoerd.
You need to close all other programs to install this software.
Application (App)
Een programma dat ontworpen is voor eindgebruikers.
Can you recommend a good app for managing my tasks?
Deze basistermen maken deel uit van de essentiële woordenschat voor eenieder die met computers en het internet werkt of wil beginnen. Door deze termen en uitdrukkingen te leren, verhoogt u uw vertrouwdheid met technologie en kunt u effectiever communiceren in een digitale omgeving.