In de Engelse taal is het correct vormen van meervouden een essentiĆ«le vaardigheid. Het gaat niet alleen om het toevoegen van een ‘s’ – er zijn uiteenlopende regels afhankelijk van de uiteinden van woorden en of het zelfstandig naamwoord al dan niet regelmatig is. Deze oefeningen zijn ontworpen om je kennis van meervoudsvormen in het Engels te testen en te verbeteren. Of je nu net begint met het leren van Engels of je vaardigheden wilt aanscherpen, deze oefeningen zullen nuttig zijn.
Dit artikel bevat twee sets oefeningen gericht op het vormen van meervouden. Elke set bestaat uit 15 zinnen waarbij je de juiste meervoudsvorm moet invullen. Let goed op de context en de aanwijzingen die worden gegeven, want Engelse meervouden kunnen soms verraderlijk zijn. Veel succes!
Oefening 1: Regelmatige Meervouden
The children like to play with colorful *toys* (speelgoed).
She bought several *books* (boeken) from the bookstore.
There are three *dogs* (honden) in the yard.
He placed all the *cups* (kopjes) in the cupboard.
I have two *sisters* (zussen).
Many *countries* (landen) compete in the Olympics.
She likes to eat *strawberries* (aardbeien) in the summer.
All the *buses* (bussen) arrived on time.
There are several *churches* (kerken) in the city.
My friends have a lot of *cats* (katten).
Teachers give *students* (leerlingen) homework every week.
She cut out some *pictures* (plaatjes) from the magazine.
Many different *languages* (talen) are spoken in Europe.
I saw two *foxes* (vossen) in the woods today.
The museum has several *exhibits* (tentoonstellingen) on ancient history.
Oefening 2: Onregelmatige Meervouden
Children have to learn about *teeth* (tanden) in health class.
Sheep are known for their soft *wool* (wol).
The *children* (kinderen) are playing in the park.
She caught two *fish* (vissen) on her trip.
There are five *men* (mannen) in the room.
The *women* (vrouwen) are going out for dinner tonight.
She gave me two *pieces* (stukken) of advice.
There are a few *mice* (muizen) in the basement.
The *feet* (voeten) were covered in sand after the beach day.
He lost his *glasses* (brillen) at the beach.
There were several *mice* (muizen) in the old house.
She has always been afraid of *spiders* (spinnen).
The *leaves* (bladeren) started falling from the trees in autumn.
The book has 100 *pages* (pagina’s).
The *oxen* (ossen) were pulling the cart.