Participio Oefeningen voor Italiaanse grammatica

Language deciphered through immersive grammar activities 

De Italiaanse taal kent diverse uitdagende grammaticale aspecten en een daarvan is het correct gebruik van het participium, bekend als het deelwoord in het Nederlands. In dit onderdeel concentreren we ons op de vorm van het participium in het Italiaans en hoe deze in verschillende contexten wordt gebruikt. Het participium kan verwarrend zijn, maar is een essentieel onderdeel van de Italiaanse taal dat bijdraagt aan de tijd en het aspect van het werkwoord.

In de volgende oefeningen zul je de participia moeten invullen die ontbreken in de zinnen. We focussen hier op zowel het participio passato (voltooid deelwoord) als het participio presente (onvoltooid deelwoord). Lees de zinnen zorgvuldig en vul het juiste participium in op de plek van de sterretjes. Let op de aanwijzing tussen haakjes als hulp voor het vinden van de juiste vorm. Veel succes met deze Italiaanse grammaticaoefeningen!

Exercise 1: Invuloefening Participio Passato

La porta è stata *chiusa* (sluiten).

Avete *visto* (zien) il nuovo film di Paolo Sorrentino?

I libri sono stati *letti* (lezen) in un mese.

Le mele sono state *mangiate* (eten) dal bambino.

Il lavoro è stato *fatto* (doen) bene.

Tutte le finestre sono state *aperte* (openen) per far entrare l’aria.

Le chiavi sono state *perse* (verliezen) da Marco ieri.

Questo articolo è stato *scritto* (schrijven) da un giornalista famoso.

La pizza è già stata *ordinata* (bestellen).

Gli esercizi sono stati *corretti* (corrigeren) dal professore.

Le strade erano state *bloccate* (blokkeren) per la maratona.

Il messaggio è stato *inviato* (versturen) tramite email.

I fiori erano *appassiti* (verwelken) quando siamo tornati a casa.

Il vino è stato *versato* (inschenken) in tutti i bicchieri.

La macchina è stata *lavata* (wassen) due giorni fa.

Exercise 2: Invuloefening Participio Presente

Non voglio disturbarti mentre stai *studiando* (studeren).

Avete visto quella ragazza *ballare* (dansen)?

Il gatto *dormiente* (slapen) sembra molto tranquillo.

Mentre *parlavo* (spreken) con te, non ho ascoltato la musica.

*Leggendo* (lezen) questo libro, imparerai molto sulla storia antica.

Guarda quello uccello *volare* (vliegen) in alto nel cielo.

Gli studenti *ascoltando* (luisteren) attentamente la lezione impareranno di più.

Mia madre arriva sempre *cantando* (zingen).

Le foglie *cadendo* (vallen) segnano l’arrivo dell’autunno.

Cercando (zoeken) di capirsi meglio, hanno migliorato la loro relazione.

*Rispettando* (respecteren) le regole, tutti possono godersi il gioco.

*Esprimendo* (uitdrukken) i propri sentimenti, si può migliorare la comunicazione.

La macchina, *accelerando* (versnellen) improvvisamente, ha sorpassato tutti.

Il coniglio è scappato *saltando* (springen) il recinto.

*Mangiando* (eten) cibi sani, si vive una vita più lunga e felice.

Talkpal is een AI-gestuurde taaltutor. Leer 57+ talen 5x sneller met revolutionaire technologie.

LEER SNELLER TALEN
MET AI

Leer 5x Sneller