Verbi Riflessivi Oefeningen voor Italiaanse grammatica

Resolve language flaws using grammar worksheets

Verbi Riflessivi, ofwel reflexieve werkwoorden, zijn een belangrijk onderdeel van de Italiaanse taal. Deze werkwoorden worden gebruikt om acties aan te geven die terugslaan op het onderwerp. Ze zijn te herkennen aan het reflexieve voornaamwoord dat voor de vervoegde vorm van het werkwoord staat. Bijvoorbeeld: “io mi lavo” betekent “ik was mezelf”. Het beheersen van reflexieve werkwoorden is cruciaal voor het creëren van een goede zinsopbouw en het correct uitdrukken van dagelijkse routine en persoonlijke handelingen in het Italiaans.

In de volgende oefeningen krijg je de kans om je kennis van de reflexieve werkwoorden in de Italiaanse taal te testen en te oefenen. De zinnen bevatten lege plekken waar je het juiste reflexieve voornaamwoord en de juiste vervoeging van het werkwoord in moet vullen. Let op de aanwijzingen tussen haakjes om te weten wat de vereiste grammaticale vorm is. Veel succes met oefenen!

Oefening 1: Vul de juiste reflexieve voornaamwoorden in

Ogni mattina *mi* (io) sveglio alle 7.

Prima di uscire, *ti* (tu) guardi allo specchio?

Laura e Marco *si* (loro) sposano il mese prossimo.

Dopo aver corso, *ci* (noi) riposiamo un po’.

I bambini *si* (loro) sono già vestiti.

Prima di andare a letto, *mi* (io) lavo i denti.

Perché non *vi* (voi) mettete comodi?

Quando *ti* (tu) alzi così presto, sei sempre stanco.

Paola, *si* (lei) è fatta male giocando a calcio?

Non preoccupatevi, *ci* (noi) pensiamo noi a tutto.

*Ti* (tu) ricordi di quel giorno speciale?

Quando *vi* (voi) siete visti l’ultima volta?

In vacanza, *si* (loro) divertono molto.

Antonio, prima di uscire, non *ti* (tu) dimenticare le chiavi!

*Mi* (io) chiedo se ho fatto la scelta giusta.

Oefening 2: Vul de juiste vervoeging van de verbi riflessivi in

Io *mi alzo* (alzare) sempre alle 6 del mattino.

Tu *ti diverti* (divertire) alla festa ieri sera?

Marco *si rade* (radere) ogni giorno prima di andare al lavoro.

Noi *ci incontriamo* (incontrare) ogni settimana per studiare insieme.

Loro *si sono addormentati* (addormentarsi) sul divano.

Io *mi sono pettinato* (pettinare) i capelli prima di uscire.

Voi *vi siete lavati* (lavarsi) le mani prima di mangiare?

Tu *ti sei messo* (mettersi) il cappotto perché faceva freddo fuori?

Lei *si è truccata* (truccarsi) per andare alla festa.

Noi *ci siamo svegliati* (svegliarsi) tardi questa mattina.

Viola *si è seduta* (sedersi) accanto a me al cinema.

Gli studenti *si sono alzati* (alzarsi) in piedi quando il professore è entrato.

Io *mi sono divertito* (divertirsi) molto durante le vacanze.

Voi *vi siete ricordati* (ricordarsi) di spegnere il forno?

*Si sono fatti* (farsi) molti amici durante il viaggio.

Talkpal is een AI-gestuurde taaltutor. Leer 57+ talen 5x sneller met revolutionaire technologie.

LEER SNELLER TALEN
MET AI

Leer 5x Sneller