Beginnende studenten kunnen zich concentreren op het correct vormen van het presente, terwijl meer gevorderde studenten zich kunnen richten op het passato prossimo met zijn samengestelde vormen. Onthoud dat het passato prossimo wordt gevormd door het hulpwerkwoord “avere” of “essere” in combinatie met het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord. Succes met oefenen!