Pretérito Oefeningen voor Spaanse grammatica

Learn the language craft through grammar exercises 

De pretérito, of de verleden tijd, is een essentiële grammaticale tijd in het Spaans die gebeurtenissen of acties beschrijft die al hebben plaatsgevonden. Het gebruik van de pretérito stelt ons in staat om over afgeronde acties te spreken, verhalen te vertellen en ervaringen uit het verleden te delen. Het correct vormen en gebruiken van de pretérito is een belangrijke vaardigheid voor al diegenen die hun Spaans willen verbeteren en zichzelf vloeiend willen uiten in alledaagse gesprekken en schriftelijke communicatie.

Laten we door middel van oefeningen onze kennis van de Spaanse pretérito verbeteren. Hieronder vindt u twee oefeningen met elk 15 zinnen die de studenten uitdagen om de juiste vorm van het werkwoord in de pretérito in te vullen. Let op de contextuele aanwijzingen om te bepalen welk antwoord juist is. Elk juiste antwoord staat tussen asterisken en wordt gevolgd door een eenvoudige aanwijzing die in haakjes staat. Dit zal uw begrip van de Spaanse verleden tijd aanscherpen en uw vaardigheid in het gebruik ervan verbeteren.

Oefening 1: Vul de juiste vorm van de pretérito in

Ayer yo *comí* (eten) paella con mi familia.

Tú *bebiste* (drinken) agua después de correr.

Ella *vivió* (wonen) en Madrid durante dos años.

Nosotros *fuimos* (gaan) al cine el sábado pasado.

Vosotros *escribisteis* (schrijven) una carta a vuestros amigos.

Ellos *hablaron* (praten) por teléfono toda la tarde.

Yo *leí* (lezen) un libro muy interesante la semana pasada.

Tú *caminaste* (lopen) por el parque esta mañana.

Ella *vendió* (verkopen) su coche ayer.

Nosotros *estudiamos* (studeren) para el examen anoche.

Vosotros *volvisteis* (terugkeren) de vuestras vacaciones el domingo.

Ellos *vieron* (zien) una película de terror anoche.

Yo *viajé* (reizen) a Barcelona el año pasado.

Tú *dormiste* (slapen) ocho horas anoche.

Ella *cerró* (sluiten) la ventana antes de salir.

Oefening 2: Kies de correcte pretérito vorm

Él *terminó* (eindigen) su tarea temprano.

Yo *corrí* (rennen) cinco kilómetros ayer.

Tú *trabajaste* (werken) mucho la semana pasada.

Ella *descubrió* (ontdekken) una nueva ruta al trabajo.

Nosotros *cocinamos* (koken) un plato tradicional español.

Vosotros *llegasteis* (aankomen) al aeropuerto a tiempo.

Ellas *charlaron* (kletsen) durante horas en la cafetería.

Yo *escribí* (schrijven) un email a mi profesor.

Tú *perdiste* (verliezen) tus llaves anoche.

Ella *empezó* (beginnen) a estudiar francés este año.

Nosotros *visitamos* (bezoeken) muchos museos durante nuestras vacaciones.

Vosotros *nacisteis* (geboren worden) en la misma ciudad.

Ellos *decidieron* (beslissen) viajar a Italia el próximo verano.

Yo *recibí* (ontvangen) una carta muy especial por correo.

Tú *te despertaste* (wakker worden) muy temprano esta mañana.

Talkpal is een AI-gestuurde taaltutor. Leer 57+ talen 5x sneller met revolutionaire technologie.

LEER SNELLER TALEN
MET AI

Leer 5x Sneller