Oefening 1: Kies het juiste bijwoord van graad
2. De thee is *کافی* warm om te drinken. (Gebruik een bijwoord dat ‘redelijk’ betekent)
3. Hij spreekt Urdu *بہت* vloeiend. (Gebruik een bijwoord dat ‘erg’ betekent)
4. De film was *تقریباً* spannend tot het einde. (Gebruik een bijwoord dat ‘bijna’ betekent)
5. Ik voel me *تھوڑی* moe na het sporten. (Gebruik een bijwoord dat ‘een beetje’ betekent)
6. Het huis is *بہت* groot en mooi. (Gebruik een bijwoord dat ‘heel’ betekent)
7. Zij werkt *زیادہ* hard dan haar collega’s. (Gebruik een bijwoord dat ‘meer’ betekent)
8. Het water is *کافی* koud vandaag. (Gebruik een bijwoord dat ‘redelijk’ betekent)
9. Hij is *کم* geïnteresseerd in voetbal. (Gebruik een bijwoord dat ‘minder’ betekent)
10. De taart is *زیادہ* zoet voor mijn smaak. (Gebruik een bijwoord dat ’te’ betekent)
Oefening 2: Vul het juiste bijwoord van graad in de zin in
2. Mijn vader rijdt *کافی* snel op de snelweg. (Hint: gebruik een bijwoord dat ‘redelijk’ betekent)
3. Ik ben *تھوڑی* zenuwachtig voor het examen. (Hint: gebruik een bijwoord dat ‘een beetje’ betekent)
4. Het boek is *بہت* interessant om te lezen. (Hint: gebruik een bijwoord dat ‘erg’ betekent)
5. We zijn *تقریباً* klaar met ons project. (Hint: gebruik een bijwoord dat ‘bijna’ betekent)
6. Zij zingt *زیادہ* mooi dan haar zus. (Hint: gebruik een bijwoord dat ‘meer’ betekent)
7. Het weer is *کم* warm dan gisteren. (Hint: gebruik een bijwoord dat ‘minder’ betekent)
8. Ik heb *زیادہ* werk deze week dan normaal. (Hint: gebruik een bijwoord dat ‘meer’ betekent)
9. De hond is *بہت* trouw aan zijn eigenaar. (Hint: gebruik een bijwoord dat ‘heel’ betekent)
10. Deze soep is *کافی* zout. (Hint: gebruik een bijwoord dat ‘redelijk’ betekent)