Oefening 1: Vragende bijwoorden voor plaats en tijd
2. تم کب اسکول جاؤ گے؟ (Wanneer ga je naar school?) Hint: Gebruik het vragende bijwoord voor tijd.
3. وہ کہاں رہتا ہے؟ (Waar woont hij?) Hint: Vragend bijwoord voor plaats.
4. آپ کل کیا کریں گے؟ (Wat doe je morgen?) Hint: Vragend bijwoord voor tijd.
5. تم کہاں سے آئے ہو؟ (Waar kom je vandaan?) Hint: Vragend bijwoord voor plaats.
6. وہ کب آئے گا؟ (Wanneer komt hij?) Hint: Vragend bijwoord voor tijd.
7. آپ کہاں کام کرتے ہیں؟ (Waar werk je?) Hint: Vragend bijwoord voor plaats.
8. تم آج کیا کھاؤ گے؟ (Wat ga je vandaag eten?) Hint: Vragend bijwoord voor tijd.
9. وہ کہاں اسکول جاتا ہے؟ (Waar gaat hij naar school?) Hint: Vragend bijwoord voor plaats.
10. آپ کب واپس آئیں گے؟ (Wanneer kom je terug?) Hint: Vragend bijwoord voor tijd.
Oefening 2: Vragende bijwoorden voor reden, wijze en hoeveelheid
2. آپ کیسے سکون حاصل کرتے ہیں؟ (Hoe vind je rust?) Hint: Vragend bijwoord voor wijze.
3. وہ کتنی دیر سے آیا ہے؟ (Hoe lang is hij al gekomen?) Hint: Vragend bijwoord voor hoeveelheid/tijd.
4. تم کیوں دیر سے آئے؟ (Waarom ben je laat gekomen?) Hint: Vragend bijwoord voor reden.
5. وہ کیسے کام کرتا ہے؟ (Hoe werkt hij?) Hint: Vragend bijwoord voor wijze.
6. آپ کتنے لوگوں کے ساتھ جا رہے ہیں؟ (Met hoeveel mensen ga je?) Hint: Vragend bijwoord voor hoeveelheid.
7. تم کیوں ناراض ہو؟ (Waarom ben je boos?) Hint: Vragend bijwoord voor reden.
8. وہ کیسے پڑھتا ہے؟ (Hoe studeert hij?) Hint: Vragend bijwoord voor wijze.
9. آپ کتنی دیر تک پڑھتے ہیں؟ (Hoe lang studeer je?) Hint: Vragend bijwoord voor hoeveelheid/tijd.
10. تم کیوں نہیں آئے؟ (Waarom ben je niet gekomen?) Hint: Vragend bijwoord voor reden.