Oefening 1: Samengestelde zelfstandige naamwoorden herkennen
2. Mijn *tafelblad* is gemaakt van hout. (Hint: Het bovenste deel van een tafel)
3. Zij draagt een mooie *zonnebril* in de zon. (Hint: Bril tegen fel licht)
4. Wij hebben een nieuwe *fietsbel* gekocht. (Hint: Apparaat om te laten horen op de fiets)
5. De *schooltas* ligt op de grond. (Hint: Tas die kinderen meenemen naar school)
6. Hij leest graag in zijn *kinderboek*. (Hint: Boek speciaal voor kinderen)
7. Het *regenpak* beschermt tegen nat weer. (Hint: Kleding om droog te blijven bij regen)
8. De *keukendeur* staat open. (Hint: De deur van de keuken)
9. Mijn *zangstem* is erg duidelijk. (Hint: De stem die gebruikt wordt om te zingen)
10. De *tafelpoten* zijn gebroken. (Hint: De poten van een tafel die het onderste deel ondersteunen)
Oefening 2: Samengestelde zelfstandige naamwoorden invullen
2. Zij draagt een warme *winterjas*. (Hint: Jas die je beschermt tegen kou in de winter)
3. Het *speelgoed* ligt overal in de kamer. (Hint: Voorwerpen waarmee kinderen spelen)
4. De *vogelkooi* staat op de tafel. (Hint: Kooi waar vogels in zitten)
5. Mijn *handdoek* is nat na het douchen. (Hint: Doek om jezelf mee af te drogen)
6. De *stadsmuur* is oud en stevig. (Hint: Muur rondom een stad ter bescherming)
7. Het *scheepsdek* is nat door de regen. (Hint: Het bovenste deel van een schip waar je kunt lopen)
8. Zij koopt een nieuwe *zitzak* voor de woonkamer. (Hint: Een grote zachte zak om op te zitten)
9. De *schoenmaker* repareert mijn kapotte schoenen. (Hint: Iemand die schoenen maakt of herstelt)
10. Het *luchtkasteel* bestaat alleen in dromen. (Hint: Een denkbeeldig kasteel in de lucht)