Oefening 1: Gebruik van eigennamen in Urdu-zinnen
2. میں نے کل *Lahore* کا سفر کیا۔ (Noem een stad als plaats)
3. *Fatima* نے سکول میں خوبصورت نظم پڑھی۔ (Gebruik een vrouwennaam als onderwerp)
4. کل *Pakistan* نے کرکٹ میچ جیتا۔ (Noem een land als onderwerp)
5. ہم نے *Karachi* میں نیا گھر خریدا۔ (Gebruik een stad als locatie)
6. *Ali* اور *Sara* دوست ہیں۔ (Twee eigennamen samen in één zin)
7. *Islamabad* پاکستان کا دارالحکومت ہے۔ (Noem de hoofdstad van Pakistan)
8. *Zain* نے اپنی کتاب میز پر رکھی۔ (Mannennaam als bezitter)
9. آج شام میں *Multan* جا رہا ہوں۔ (Plaatsnaam als bestemming)
10. *Sana* نے اپنی والدہ کو فون کیا۔ (Vrouwennaam als onderwerp)
Oefening 2: Eigennamen in zinnen met werkwoorden en voorzetsels
2. *Hassan* نے کل پارک میں دوڑ لگائی۔ (Mannennaam met handeling)
3. میں نے *Quetta* میں بہت اچھا کھانا کھایا۔ (Plaatsnaam in verleden tijd)
4. *Ayesha* اپنی کتاب بیگ میں رکھتی ہے۔ (Vrouwennaam en bezittelijk voornaamwoord)
5. ہم کل *Islamabad* میں ملیں گے۔ (Plaatsnaam als ontmoetingspunt)
6. *Omar* نے اسکول میں نیا کھیل سیکھا۔ (Mannennaam met activiteit)
7. میں نے *Faisalabad* کا نقشہ دیکھا۔ (Plaatsnaam met zelfstandig naamwoord)
8. *Maria* نے اپنے دوستوں کے ساتھ فلم دیکھی۔ (Vrouwennaam met meervoud)
9. وہ *Peshawar* سے واپس آیا ہے۔ (Plaatsnaam als herkomst)
10. *Nida* نے استاد کو سوال پوچھا۔ (Vrouwennaam met directe handeling)