Infinitiefoefeningen voor Urdu-grammatica – Oefening 1
2. Wij proberen altijd *samajhnā* (begrijpen) de les goed.
3. Zij houden ervan *pīnā* (drinken) thee in de middag.
4. Ik moet *likhnā* (schrijven) een brief vandaag.
5. Jij kunt *dēkhnā* (zien) de zonsondergang aan het strand.
6. Zij plannen *chalnā* (lopen) in het park na het werk.
7. Wij hopen *sōchnā* (denken) positief over de toekomst.
8. Hij weigert *bolnā* (spreken) tijdens de vergadering.
9. Jij vergeet vaak *kharīdnā* (kopen) groenten bij de markt.
10. Ik begin *sikhhnā* (leren) Urdu met deze oefeningen.
Infinitiefoefeningen voor Urdu-grammatica – Oefening 2
2. Wij moeten *samjhnā* (begrijpen) de uitleg van de leraar.
3. Jij probeert *padhna* (lezen) een boek in het Urdu.
4. Ik hou ervan *sochnā* (denken) over nieuwe ideeën.
5. Hij kan *bolnā* (spreken) drie talen vloeiend.
6. Zij beginnen *kaam karnā* (werken) aan het project.
7. Jij vergeet vaak *likhnā* (schrijven) je huiswerk.
8. Wij hopen *milnā* (ontmoeten) onze vrienden dit weekend.
9. Hij weigert *sun’na* (luisteren) naar de instructies.
10. Ik probeer *samajhnā* (begrijpen) de grammatica regels.