Oefening 1: Tegenwoordige doorlopende tijd in het Urdu
2. Wij *khel rahe hain* (wij zijn aan het spelen) voetbal in het park. Hint: De actie gebeurt op dit moment.
3. Jij *padh raha hai* (jij bent aan het lezen) een boek. Hint: Tegenwoordige doorlopende tijd van het werkwoord ‘lezen’.
4. Zij *so rahi hai* (zij is aan het slapen) nu. Hint: Werkwoord ‘slapen’ in de tegenwoordige doorlopende tijd.
5. Ik *likh raha hoon* (ik ben aan het schrijven) een brief. Hint: Actie die nu bezig is.
6. Zij (meervoud) *baat kar rahe hain* (zij zijn aan het praten) met hun vrienden. Hint: Gebruik meervoudsvorm voor ‘zij’ in tegenwoordige doorlopende tijd.
7. Jij *dekh raha hai* (jij bent aan het kijken) televisie. Hint: Tegenwoordige doorlopende tijd voor ‘kijken’.
8. Wij *safai kar rahe hain* (wij zijn aan het schoonmaken) het huis. Hint: Tegenwoordige doorlopende tijd van ‘schoonmaken’.
9. Hij *sona raha hai* (hij is aan het slapen) in zijn kamer. Hint: Tegenwoordige doorlopende tijd, enkelvoud mannelijk.
10. Ik *sun raha hoon* (ik ben aan het luisteren) muziek. Hint: Tegenwoordige doorlopende tijd voor ‘luisteren’.
Oefening 2: Verleden doorlopende tijd in het Urdu
2. Wij *khel rahe the* (wij waren aan het spelen) voetbal toen het begon te regenen. Hint: Verleden doorlopende tijd in meervoud.
3. Jij *padh raha tha* (jij was aan het lezen) een krant vanochtend. Hint: Enkelvoud mannelijk verleden doorlopende tijd.
4. Zij *so rahi thi* (zij was aan het slapen) toen de telefoon ging. Hint: Enkelvoud vrouwelijk verleden doorlopende tijd.
5. Ik *likh raha tha* (ik was aan het schrijven) een verslag gisteren. Hint: Verleden doorlopende tijd voor ‘schrijven’.
6. Zij (meervoud) *baat kar rahe the* (zij waren aan het praten) over het feest. Hint: Meervoud verleden doorlopende tijd.
7. Jij *dekh raha tha* (jij was aan het kijken) naar de film. Hint: Enkelvoud mannelijk verleden doorlopende tijd.
8. Wij *safai kar rahe the* (wij waren aan het schoonmaken) het huis toen je belde. Hint: Verleden doorlopende tijd in meervoud.
9. Hij *sona raha tha* (hij was aan het slapen) toen het licht uitging. Hint: Enkelvoud mannelijk verleden doorlopende tijd.
10. Ik *sun raha tha* (ik was aan het luisteren) naar muziek toen jij binnenkwam. Hint: Verleden doorlopende tijd voor ‘luisteren’.