Oefening 1: Bijwoorden van graad in eenvoudige zinnen
2. Hava bugün *fazla* sıcak değil. (Hint: Gebruik een bijwoord dat ’te veel’ of ’te’ betekent)
3. O, sınavda *biraz* zorlandı. (Hint: Gebruik een bijwoord dat ‘een beetje’ betekent)
4. Film *oldukça* iyiydi. (Hint: Gebruik een bijwoord dat ’tamamen’ of ‘redelijk’ betekent)
5. Bu kitap *fazlasıyla* ilginç. (Hint: Gebruik een bijwoord dat ‘overmatig’ betekent)
6. Çocuklar *çok* hızlı koşuyor. (Hint: Gebruik een bijwoord dat ‘erg’ betekent)
7. O, projeyi *biraz* erken bitirdi. (Hint: Gebruik een bijwoord dat ‘een beetje’ betekent)
8. Sınav soruları *fazla* zordu. (Hint: Gebruik een bijwoord dat ’te’ betekent)
9. Bu oda *oldukça* geniş. (Hint: Gebruik een bijwoord dat ‘heel’ of ‘best wel’ betekent)
10. Bugün hava *çok* güzel. (Hint: Gebruik een bijwoord dat ‘erg’ betekent)
Oefening 2: Bijwoorden van graad in contextuele zinnen
2. Sınavdan *oldukça* memnunum çünkü çok çalıştım. (Hint: Gebruik een bijwoord dat ‘heel’ of ‘redelijk’ betekent)
3. Bu elbise sana *çok* yakışıyor. (Hint: Gebruik een bijwoord dat ‘erg’ betekent)
4. Öğrenciler derse *biraz* geç geldi. (Hint: Gebruik een bijwoord dat ‘een beetje’ betekent)
5. Toplantı *fazla* uzadı ve herkes yoruldu. (Hint: Gebruik een bijwoord dat ’te’ betekent)
6. Hava bugün *çok* soğuk, kalın giyinmelisin. (Hint: Gebruik een bijwoord dat ‘erg’ betekent)
7. O, projeyi *oldukça* hızlı tamamladı. (Hint: Gebruik een bijwoord dat ‘heel’ of ‘redelijk’ betekent)
8. Yemek *biraz* tuzluydu ama yine de lezzetliydi. (Hint: Gebruik een bijwoord dat ‘een beetje’ betekent)
9. Kitap *fazlasıyla* faydalı oldu sınava hazırlıkta. (Hint: Gebruik een bijwoord dat ‘overmatig’ betekent)
10. Bugün trafik *çok* yoğundu, geç kaldım. (Hint: Gebruik een bijwoord dat ‘erg’ betekent)