Oefening 1: Nul lidwoorden bij zelfstandige naamwoorden in enkelvoud
2. Hij leest *kitap* in de bibliotheek. (Hint: ‘Boek’ staat hier zonder lidwoord omdat het algemeen is.)
3. Zij eet *elma* als tussendoortje. (Hint: ‘Appel’ wordt hier zonder lidwoord gebruikt.)
4. Wij gaan naar *okul* om te leren. (Hint: ‘School’ wordt zonder lidwoord genoemd.)
5. Jij koopt *kalem* in de winkel. (Hint: ‘Pen’ staat hier zonder lidwoord.)
6. De kat zit op *masa*. (Hint: ‘Tafel’ zonder lidwoord omdat het algemeen is.)
7. Ik zie *araba* op straat. (Hint: ‘Auto’ zonder lidwoord gebruikt.)
8. Zij draagt *elbise* vandaag. (Hint: ‘Jurk’ zonder lidwoord in het Turks.)
9. Wij luisteren naar *müzik* thuis. (Hint: ‘Muziek’ zonder lidwoord.)
10. Jij schrijft met *defter* in de klas. (Hint: ‘Schrift’ zonder lidwoord.)
Oefening 2: Nul lidwoorden in zinnen met algemene uitspraken
2. *Deniz* is blauw en groot. (Hint: ‘Zee’ zonder lidwoord in algemene context.)
3. *Çiçek* ruikt lekker in de tuin. (Hint: ‘Bloem’ zonder lidwoord gebruikt.)
4. *Güneş* geeft licht en warmte. (Hint: ‘Zon’ zonder lidwoord in algemene zin.)
5. *Ağaç* groeit in het bos. (Hint: ‘Boom’ zonder lidwoord bij algemene uitspraken.)
6. *Balık* leeft in water. (Hint: ‘Vis’ zonder lidwoord.)
7. *Kuş* kan vliegen in de lucht. (Hint: ‘Vogel’ zonder lidwoord.)
8. *Yıldız* schijnt in de nacht. (Hint: ‘Ster’ zonder lidwoord in algemene zin.)
9. *Dağ* is hoog en sterk. (Hint: ‘Berg’ zonder lidwoord.)
10. *Yağmur* valt in de lente. (Hint: ‘Regen’ zonder lidwoord gebruikt.)