Kwantitatieve bijvoeglijke naamwoordoefening 1: Basisgebruik
2. Vidím *päť* veľkých psov. (Gebruik het cijfer vijf in de juiste vorm)
3. Máme *troje* modré oči. (Gebruik het juiste woord voor drie (voor meervoud neutrum))
4. Potrebujem *štyri* nové knihy. (Gebruik het juiste getal voor vier)
5. Kúpila som *sedem* červených jabĺk. (Gebruik het juiste getal voor zeven)
6. On má *jeden* starý dom. (Gebruik het juiste woord voor één)
7. Známe *desať* pekných miest. (Gebruik het juiste getal voor tien)
8. Videli sme *šesť* malých detí. (Gebruik het juiste getal voor zes)
9. Máš *tri* dobré nápady? (Gebruik het juiste getal voor drie)
10. Potrebujeme *osem* nových stoličiek. (Gebruik het juiste getal voor acht)
Kwantitatieve bijvoeglijke naamwoordoefening 2: Naamvallen en geslachten
2. Vidím *štyri* pekné ženy. (Gebruik accusatief meervoud vrouwelijk voor vier)
3. Hovorím o *piatich* veľkých mestách. (Gebruik locatief meervoud voor vijf)
4. Bez *troch* starých priateľov som smutný. (Gebruik genitief meervoud voor drie)
5. S *jedným* novým kolegom pracujem. (Gebruik instrumentalis enkelvoud voor één)
6. Pozerám sa na *sedem* čiernych áut. (Gebruik accusatief meervoud voor zeven)
7. Pomáham *šiestim* mladým ľuďom. (Gebruik datief meervoud voor zes)
8. Bez *dvoch* veľkých problémov to ide ľahko. (Gebruik genitief meervoud voor twee)
9. S *piatimi* kamarátmi idem do kina. (Gebruik instrumentalis meervoud voor vijf)
10. Vidíme *osem* nových budov. (Gebruik accusatief meervoud voor acht)