Imperatieve oefeningen: Basisvormen van werkwoorden
2. (Kom) *Poď* sem rýchlo! (Gebruik de gebiedende wijs van ‘ísť’ – gaan/kom)
3. (Wacht) *Počkajte* chvíľu, prosím. (Gebruik de beleefde vorm, meervoud)
4. (Lees) *Čítaj* tú knihu každý deň. (Gebruik de gebiedende wijs van ‘čítať’ – lezen)
5. (Schrijf) *Napíš* mi list zajtra. (Gebruik de gebiedende wijs van ‘napísať’ – schrijven)
6. (Eet) *Jedz* svoje jedlo! (Gebruik de gebiedende wijs van ‘jesť’ – eten)
7. (Luister) *Počúvaj* ma pozorne. (Gebruik de gebiedende wijs van ‘počúvať’ – luisteren)
8. (Woon) *Bývaj* tu s nami. (Gebruik de gebiedende wijs van ‘bývať’ – wonen)
9. (Werk) *Pracuj* tvrdo každý deň. (Gebruik de gebiedende wijs van ‘pracovať’ – werken)
10. (Slaap) *Spi* dobre! (Gebruik de gebiedende wijs van ‘spať’ – slapen)
Imperatieve oefeningen: Beleefde en meervoudsvormen
2. (Wacht) *Počkajte* na mňa pred domom. (Gebruik beleefde of meervoudsvorm van ‘počkať’)
3. (Zeg) *Povedzte* svoje meno. (Gebruik beleefde of meervoudsvorm van ‘povedať’)
4. (Lees) *Čítajte* noviny každý deň. (Gebruik beleefde of meervoudsvorm van ‘čítať’)
5. (Schrijf) *Napíšte* správu, prosím. (Gebruik beleefde of meervoudsvorm van ‘napísať’)
6. (Eet) *Jedzte* polievku, je horúca. (Gebruik beleefde of meervoudsvorm van ‘jesť’)
7. (Luister) *Počúvajte* učiteľa pozorne. (Gebruik beleefde of meervoudsvorm van ‘počúvať’)
8. (Werk) *Pracujte* dobre na projekte. (Gebruik beleefde of meervoudsvorm van ‘pracovať’)
9. (Blijf) *Zostaňte* tu, prosím. (Gebruik beleefde of meervoudsvorm van ‘ostať’)
10. (Slaap) *Spite* dobre a sladko. (Gebruik beleefde of meervoudsvorm van ‘spať’)