Oefening 1: Enkelvoudige adjectiefovereenkomsten
2. El are un câine *mare*. (Hint: mannelijk enkelvoud, geen uitgangsverandering)
3. Fata poartă o rochie *frumoasă*. (Hint: vrouwelijk enkelvoud, -ă aan het einde)
4. Băiatul cumpără un costum *negru*. (Hint: mannelijk enkelvoud, geen uitgangsverandering)
5. Mama gătește o supă *caldă*. (Hint: vrouwelijk enkelvoud, -ă aan het einde)
6. Tatăl conduce un automobil *rapid*. (Hint: mannelijk enkelvoud, geen uitgangsverandering)
7. Ea are o idee *bună*. (Hint: vrouwelijk enkelvoud, -ă aan het einde)
8. Fratele are un telefon *vechi*. (Hint: mannelijk enkelvoud, geen uitgangsverandering)
9. Fetița ține o păpușă *drăguță*. (Hint: vrouwelijk enkelvoud, -ă aan het einde)
10. El poartă un pulover *gros*. (Hint: mannelijk enkelvoud, geen uitgangsverandering)
Oefening 2: Meervoudige adjectiefovereenkomsten
2. Băieții au câini *mari*. (Hint: mannelijk meervoud, -i aan het einde)
3. Fetele poartă rochii *frumoase*. (Hint: vrouwelijk meervoud, -e aan het einde)
4. Bărbații cumpără costume *negre*. (Hint: mannelijk meervoud, -e aan het einde)
5. Mamele gătesc supe *calde*. (Hint: vrouwelijk meervoud, -e aan het einde)
6. Tații conduc automobile *rapide*. (Hint: mannelijk meervoud, -e aan het einde)
7. Ele au idei *bune*. (Hint: vrouwelijk meervoud, -e aan het einde)
8. Frații au telefoane *vechi*. (Hint: mannelijk meervoud, -i aan het einde)
9. Fetițele țin păpuși *drăguțe*. (Hint: vrouwelijk meervoud, -e aan het einde)
10. Ei poartă pulovere *groase*. (Hint: mannelijk meervoud, -e aan het einde)