Imperatieve oefeningen: basisvormen van werkwoorden
2. (jij, werkwoord: a mânca) *mănâncă* tot ziens! (Gebruik de gebiedende wijs voor ‘jij’ van het werkwoord ‘eten’)
3. (jij, werkwoord: a scrie) *scrie* een brief. (Gebruik de gebiedende wijs voor ‘jij’ van het werkwoord ‘schrijven’)
4. (jij, werkwoord: a citi) *citește* dit boek. (Gebruik de gebiedende wijs voor ‘jij’ van het werkwoord ‘lezen’)
5. (jij, werkwoord: a merge) *mergi* naar de winkel. (Gebruik de gebiedende wijs voor ‘jij’ van het werkwoord ‘gaan’)
6. (jij, werkwoord: a face) *fă* je huiswerk. (Gebruik de gebiedende wijs voor ‘jij’ van het werkwoord ‘doen/maken’, onregelmatig)
7. (jij, werkwoord: a veni) *vino* hier! (Gebruik de gebiedende wijs voor ‘jij’ van het werkwoord ‘komen’, onregelmatig)
8. (jij, werkwoord: a lua) *ia* dat boek. (Gebruik de gebiedende wijs voor ‘jij’ van het werkwoord ‘nemen’, onregelmatig)
9. (jij, werkwoord: a da) *dă* me dat. (Gebruik de gebiedende wijs voor ‘jij’ van het werkwoord ‘geven’, onregelmatig)
10. (jij, werkwoord: a bea) *bea* water! (Gebruik de gebiedende wijs voor ‘jij’ van het werkwoord ‘drinken’)
Imperatieve oefeningen: meervoud en inclusief ‘wij’
2. (wij, werkwoord: a merge) *mergem* samen naar het park. (Gebruik de gebiedende wijs voor ‘wij’ van het werkwoord ‘gaan’)
3. (jullie, werkwoord: a scrie) *scrieți* snel de notities. (Gebruik de gebiedende wijs voor ‘jullie’ van het werkwoord ‘schrijven’)
4. (wij, werkwoord: a face) *facem* het vandaag samen. (Gebruik de gebiedende wijs voor ‘wij’ van het werkwoord ‘doen/maken’)
5. (jullie, werkwoord: a citi) *citiți* dit document aandachtig. (Gebruik de gebiedende wijs voor ‘jullie’ van het werkwoord ‘lezen’)
6. (wij, werkwoord: a veni) *venim* nu naar binnen. (Gebruik de gebiedende wijs voor ‘wij’ van het werkwoord ‘komen’)
7. (jullie, werkwoord: a lua) *luați* deze spullen mee. (Gebruik de gebiedende wijs voor ‘jullie’ van het werkwoord ‘nemen’)
8. (wij, werkwoord: a da) *dăm* het aan hen door. (Gebruik de gebiedende wijs voor ‘wij’ van het werkwoord ‘geven’)
9. (jullie, werkwoord: a bea) *beați* genoeg water. (Gebruik de gebiedende wijs voor ‘jullie’ van het werkwoord ‘drinken’)
10. (wij, werkwoord: a mânca) *mâncăm* samen buiten. (Gebruik de gebiedende wijs voor ‘wij’ van het werkwoord ‘eten’)