Oefening 1: Basis intransitieve werkwoorden in de tegenwoordige tijd
2. El *doarme* bine noaptea. (Hint: Werkwoord voor ‘slapen’ in de derde persoon enkelvoud)
3. Noi *venim* acasă târziu. (Hint: Werkwoord voor ‘komen’ in de eerste persoon meervoud)
4. Voi *stați* afară până la prânz. (Hint: Werkwoord voor ‘blijven’ in de tweede persoon meervoud)
5. Ea *aleargă* în parc dimineața. (Hint: Werkwoord voor ‘rennen’ in de derde persoon enkelvoud)
6. Copiii *se joacă* în curte. (Hint: Werkwoord voor ‘spelen’ in de derde persoon meervoud)
7. Eu *rămân* aici până mâine. (Hint: Werkwoord voor ‘blijven’ in de eerste persoon enkelvoud)
8. Tu *călătorești* des cu trenul. (Hint: Werkwoord voor ‘reizen’ in de tweede persoon enkelvoud)
9. Ei *pleacă* la ora șapte. (Hint: Werkwoord voor ‘vertrekken’ in de derde persoon meervoud)
10. Noi *creștem* repede. (Hint: Werkwoord voor ‘groeien’ in de eerste persoon meervoud)
Oefening 2: Intransitieve werkwoorden in de verleden tijd (perfect compus)
2. Tu *ai dormit* mult noaptea trecută. (Hint: Verleden tijd van ‘slapen’)
3. El *a venit* târziu acasă. (Hint: Verleden tijd van ‘komen’)
4. Noi *am stat* în casă toată ziua. (Hint: Verleden tijd van ‘blijven’)
5. Voi *ați alergat* în parc dimineață. (Hint: Verleden tijd van ‘rennen’)
6. Ei *s-au jucat* cu mingea. (Hint: Verleden tijd van ‘spelen’)
7. Eu *am rămas* până la sfârșit. (Hint: Verleden tijd van ‘blijven’)
8. Tu *ai călătorit* mult vara trecută. (Hint: Verleden tijd van ‘reizen’)
9. Ea *a plecat* devreme. (Hint: Verleden tijd van ‘vertrekken’)
10. Noi *am crescut* foarte repede. (Hint: Verleden tijd van ‘groeien’)