Toekomstige tijd met het werkwoord “a merge” (gaan)
2. Tu *vei merge* la magazin mâine. (Gebruik het werkwoord “a merge” in de toekomstige tijd, tweede persoon enkelvoud)
3. El *va merge* la serviciu peste o oră. (Gebruik het werkwoord “a merge” in de toekomstige tijd, derde persoon enkelvoud)
4. Noi *vom merge* la cinema diseară. (Gebruik het werkwoord “a merge” in de toekomstige tijd, eerste persoon meervoud)
5. Voi *veți merge* la petrecere sâmbătă. (Gebruik het werkwoord “a merge” in de toekomstige tijd, tweede persoon meervoud)
6. Ei *vor merge* în vacanță luna viitoare. (Gebruik het werkwoord “a merge” in de toekomstige tijd, derde persoon meervoud)
7. Eu *voi merge* cu trenul mâine dimineață. (Gebruik het werkwoord “a merge” in de toekomstige tijd, eerste persoon enkelvoud)
8. Tu *vei merge* la doctor săptămâna viitoare. (Gebruik het werkwoord “a merge” in de toekomstige tijd, tweede persoon enkelvoud)
9. Ea *va merge* la cumpărături după-amiază. (Gebruik het werkwoord “a merge” in de toekomstige tijd, derde persoon enkelvoud)
10. Noi *vom merge* la munte în weekend. (Gebruik het werkwoord “a merge” in de toekomstige tijd, eerste persoon meervoud)
Toekomstige tijd met het werkwoord “a face” (doen/maken)
2. Tu *vei face* o prăjitură pentru petrecere. (Gebruik het werkwoord “a face” in de toekomstige tijd, tweede persoon enkelvoud)
3. El *va face* o plimbare în parc. (Gebruik het werkwoord “a face” in de toekomstige tijd, derde persoon enkelvoud)
4. Noi *vom face* curățenie mâine dimineață. (Gebruik het werkwoord “a face” in de toekomstige tijd, eerste persoon meervoud)
5. Voi *veți face* un proiect important săptămâna viitoare. (Gebruik het werkwoord “a face” in de toekomstige tijd, tweede persoon meervoud)
6. Ele *vor face* o excursie la mare vara aceasta. (Gebruik het werkwoord “a face” in de toekomstige tijd, derde persoon meervoud)
7. Eu *voi face* o rezervare la restaurant. (Gebruik het werkwoord “a face” in de toekomstige tijd, eerste persoon enkelvoud)
8. Tu *vei face* exerciții fizice mâine. (Gebruik het werkwoord “a face” in de toekomstige tijd, tweede persoon enkelvoud)
9. El *va face* o fotografie frumoasă. (Gebruik het werkwoord “a face” in de toekomstige tijd, derde persoon enkelvoud)
10. Noi *vom face* planuri pentru vacanță. (Gebruik het werkwoord “a face” in de toekomstige tijd, eerste persoon meervoud)