Oefening 1: Transitieve werkwoorden in de Perzische grammatica
2. Ik *xordam* (at) een appel van de tafel. (Hint: Het werkwoord vereist een direct object, ‘een appel’.)
3. Jij *did* (zag) de film gisteren. (Hint: Transitief werkwoord, het object is ‘de film’.)
4. Wij *kharidim* (kochten) een nieuwe jas voor de winter. (Hint: Er is een direct object, ‘een nieuwe jas’.)
5. Hij *nevesht* (schreef) een gedicht voor zijn moeder. (Hint: Transitief, met object ‘een gedicht’.)
6. Jullie *bazdid kardid* (bezochten) het museum in Teheran. (Hint: Transitief met object ‘het museum’.)
7. Zij *goft* (zei) een interessant verhaal. (Hint: Transitief werkwoord met object ‘een interessant verhaal’.)
8. Ik *khandam* (las) het boek in één dag. (Hint: Transitief, object is ‘het boek’.)
9. Hij *did* (zag) een vogel in de boom. (Hint: Transitief met object ‘een vogel’.)
10. Wij *neveshtim* (schreven) een e-mail naar onze docent. (Hint: Transitief, object ‘een e-mail’.)
Oefening 2: Intransitieve werkwoorden in de Perzische grammatica
2. Ik *khastam* (was moe) na het hardlopen. (Hint: Intransitief, geeft een toestand aan zonder direct object.)
3. Jij *mimand* (bleef) thuis vanwege het weer. (Hint: Intransitief, geen direct object.)
4. Wij *shodim* (werden) gelukkig na het nieuws. (Hint: Intransitief, beschrijft verandering zonder object.)
5. Hij *dawid* (rende) snel naar het station. (Hint: Intransitief, geen direct object.)
6. Jullie *nashastid* (zaten) op de bank in de woonkamer. (Hint: Intransitief, beschrijft een handeling zonder object.)
7. Zij *khandid* (lachten) om de grap. (Hint: Intransitief, geen direct object nodig.)
8. Ik *boudam* (was) thuis gisteren. (Hint: Intransitief, geeft een toestand aan.)
9. Hij *raft* (ging) naar de markt vroeg in de ochtend. (Hint: Intransitief, geen object.)
10. Wij *mimandim* (bleven) lang op het feest. (Hint: Intransitief, geen direct object.)