Oefening 1: Bepaal het geslacht van het zelfstandig naamwoord
2. Jeg ser *ei* jente. (Hint: Vrouwelijke woorden gebruiken het lidwoord “ei”)
3. Han har *et* hus. (Hint: Onzijdige woorden gebruiken het lidwoord “et”)
4. Vi kjøpte *en* bil. (Hint: Controleer of het woord mannelijk is met “en”)
5. Hun har *ei* klokke. (Hint: Vrouwelijke woorden herkennen aan “ei”)
6. De bor i *et* hus. (Hint: Onzijdige woorden hebben “et”)
7. Han spiser *en* eple. (Hint: “Eple” is onzijdig, let op!)
8. Vi så *ei* jente på skolen. (Hint: Vrouwelijk zelfstandig naamwoord met “ei”)
9. Hun har *et* barn. (Hint: Onzijdig zelfstandig naamwoord met “et”)
10. Jeg har *en* venn. (Hint: Mannelijk zelfstandig naamwoord met “en”)
Oefening 2: Vul het juiste lidwoord in bij het zelfstandige naamwoord
2. Hun har *ei* veske. (Hint: Vrouwelijke zelfstandige naamwoorden krijgen “ei”)
3. Vi bor i *et* hus. (Hint: Onzijdige zelfstandige naamwoorden krijgen “et”)
4. Han ser *en* gutt. (Hint: Mannelijke woorden gebruiken “en”)
5. Jeg har *ei* klokke. (Hint: Vrouwelijke woorden herkennen aan “ei”)
6. De har *et* bord. (Hint: Onzijdige woorden herkennen aan “et”)
7. Hun kjøpte *en* stol. (Hint: Mannelijke woorden met “en”)
8. Vi så *ei* kvinne. (Hint: Vrouwelijke woorden met “ei”)
9. Han har *et* barn. (Hint: Onzijdige woorden met “et”)
10. Jeg trenger *en* lærer. (Hint: Mannelijke zelfstandige naamwoorden krijgen “en”)