Oefening 1: Tegenwoordige tijd (Present tense) van Marathi-werkwoorden
2. मी पुस्तक *वाचतो* (gebruik de tegenwoordige tijd van ‘lezen’ voor ik, mannelijk).
3. ती गाणे *गाते* (gebruik de tegenwoordige tijd van ‘zingen’ voor zij, vrouwelijk).
4. आपण छान *खेळतो* (gebruik de tegenwoordige tijd van ‘spelen’ voor wij, informeel).
5. तुम्ही नित्यनेमाने व्यायाम *करता* (gebruik de tegenwoordige tijd van ‘doen’ voor jullie, formeel).
6. मी खूप आनंदाने *हसतो* (gebruik de tegenwoordige tijd van ‘lachen’ voor ik, mannelijk).
7. तो वेळेवर *येतो* (gebruik de tegenwoordige tijd van ‘komen’ voor hij).
8. ती रोज बाजारात *जाते* (gebruik de tegenwoordige tijd van ‘gaan’ voor zij, vrouwelijk).
9. आम्ही नवीन भाषा *शिकतो* (gebruik de tegenwoordige tijd van ‘leren’ voor wij, mannelijk meervoud).
10. तुम्ही छान चित्र *रूपता* (gebruik de tegenwoordige tijd van ’tekenen’ voor jullie, formeel).
Oefening 2: Verleden tijd (Past tense) van Marathi-werkwoorden
2. ती घरी *गेली* (gebruik de verleden tijd van ‘gaan’ voor zij, vrouwelijk).
3. आम्ही नाटक *बघितले* (gebruik de verleden tijd van ‘kijken’ voor wij, mannelijk meervoud).
4. तुम्ही शाळेत *शिकलात* (gebruik de verleden tijd van ‘leren’ voor jullie, formeel).
5. तो बाजारात फळे *घेतले* (gebruik de verleden tijd van ‘nemen/kopen’ voor hij).
6. मी खूप आनंदाने *हसलो* (gebruik de verleden tijd van ‘lachen’ voor ik, mannelijk).
7. ती सुंदर गाणे *गात होती* (gebruik de verleden tijd van ‘zingen’ voor zij, vrouwelijk).
8. आपण घर स्वच्छ *केले* (gebruik de verleden tijd van ‘doen/maken’ voor wij, informeel).
9. तुम्ही वेळेवर *आलात* (gebruik de verleden tijd van ‘komen’ voor jullie, formeel).
10. तो खेळ मैदानात *खेळला* (gebruik de verleden tijd van ‘spelen’ voor hij).