Oefening 1: Vul de juiste samengestelde zelfstandige naamwoorden in
2. Mijn moeder bakt altijd verse *appeltaart* in het weekend. (Hint: Een taart met appels als vulling)
3. We rijden morgen met de *schoolbus* naar het museum. (Hint: Een bus die speciaal voor leerlingen rijdt)
4. Hij draagt een *zonnebril* om zijn ogen te beschermen tegen de zon. (Hint: Bril tegen fel zonlicht)
5. De *voetbalwedstrijd* begint om drie uur in de middag. (Hint: Een wedstrijd waarin je met een bal speelt met de voeten)
6. Ik heb een nieuwe *fietsbel* gekocht voor mijn oude fiets. (Hint: Een bel die je op de fiets zet)
7. Zij leest graag een *kinderboek* voor het slapen gaan. (Hint: Boek speciaal voor kinderen)
8. De *watermeloen* is lekker zoet en verfrissend in de zomer. (Hint: Grote vrucht met veel water en rood vruchtvlees)
9. Op het feest was er een grote *taartpunt* voor iedereen. (Hint: Een stuk van een taart)
10. De *paardrijden* is haar favoriete hobby in het weekend. (Hint: Activiteit waarbij je op een paard rijdt)
Oefening 2: Kies het juiste samengestelde zelfstandig naamwoord
2. We eten vanavond *vissoep* met verse groenten. (Hint: Soep gemaakt van vis)
3. De *tuinman* verzorgt elke week de planten en het gras. (Hint: Iemand die voor de tuin zorgt)
4. Voor het ontbijt eet ik vaak *mueslireep* als snel tussendoortje. (Hint: Reep gemaakt van granen en noten)
5. Zij draagt een mooie *zomerjurk* tijdens de warme dagen. (Hint: Jurk geschikt voor de zomer)
6. De *boekenwinkel* is dicht op zondag. (Hint: Winkel waar je boeken koopt)
7. Hij maakt een *fotoalbum* van zijn vakantie. (Hint: Boek met foto’s)
8. In de ochtend drink ik altijd een kopje *koffiemelk*. (Hint: Melk die je in koffie doet)
9. De *nachtlamp* geeft een zacht licht in de slaapkamer. (Hint: Lamp die je ’s nachts gebruikt)
10. Op het strand vond ik een mooie *schelpenketting*. (Hint: Ketting gemaakt van schelpen)