Oefening 1: Telbare zelfstandige naamwoorden en getallen
2. Zij koopt *lima* kerusi voor de kamer. (Hint: gebruik het Maleise telwoord voor vijf)
3. Wij zien *dua* kucing in de tuin. (Hint: gebruik het Maleise telwoord voor twee)
4. Er zijn *empat* meja in de klas. (Hint: gebruik het Maleise telwoord voor vier)
5. Hij heeft *enam* pensil in zijn tas. (Hint: gebruik het Maleise telwoord voor zes)
6. Jullie vinden *satu* telefon di atas meja. (Hint: gebruik het Maleise telwoord voor één)
7. Er staan *tujuh* bunga in de vaas. (Hint: gebruik het Maleise telwoord voor zeven)
8. De winkel heeft *delapan* botol air voor verkoop. (Hint: gebruik het Maleise telwoord voor acht)
9. Ik neem *sembilan* kasut naar school. (Hint: gebruik het Maleise telwoord voor negen)
10. Zij dragen *sepuluh* topi op het feest. (Hint: gebruik het Maleise telwoord voor tien)
Oefening 2: Gebruik van telbare zelfstandige naamwoorden in context
2. Kami membeli *dua* kereta baru. (Hint: benoem het juiste aantal auto’s in het Maleis)
3. Tolong beri saya *empat* pensil. (Hint: benoem het juiste aantal potloden in het Maleis)
4. Dia mempunyai *lima* adik lelaki. (Hint: benoem het juiste aantal broers in het Maleis)
5. Mereka menanam *enam* pokok bunga di halaman. (Hint: benoem het juiste aantal bloemen in het Maleis)
6. Saya melihat *satu* burung di atas pokok. (Hint: benoem het juiste aantal vogels in het Maleis)
7. Kami makan *tujuh* epal semalam. (Hint: benoem het juiste aantal appels in het Maleis)
8. Dia menulis dengan *delapan* pen. (Hint: benoem het juiste aantal pennen in het Maleis)
9. Mereka membeli *sembilan* kasut baru. (Hint: benoem het juiste aantal schoenen in het Maleis)
10. Ada *sepuluh* kerusi di dalam bilik itu. (Hint: benoem het juiste aantal stoelen in het Maleis)