Oefening 1: Geslacht herkennen en toepassen bij zelfstandige naamwoorden
2. De *moteris* (vrouw) leest een boek. (Hint: Woorden die eindigen op -is zijn vaak vrouwelijk)
3. Het *vaikas* (kind) speelt buiten. (Hint: Woorden die eindigen op -as zijn meestal mannelijk)
4. De *katė* (kat) slaapt op de stoel. (Hint: Woorden die eindigen op -ė zijn vaak vrouwelijk)
5. De *vyras* koopt brood. (Hint: Mannelijke woorden eindigen vaak op -as)
6. De *moteris* werkt in het ziekenhuis. (Hint: Vrouwelijke woorden eindigen vaak op -is)
7. Het *namas* (huis) is groot. (Hint: -as uitgang betekent meestal mannelijk)
8. De *gėlė* (bloem) is mooi. (Hint: Woorden die eindigen op -ė zijn meestal vrouwelijk)
9. De *draugas* (vriend) helpt mij. (Hint: Mannelijke woorden eindigen vaak op -as)
10. De *sesuo* (zus) zingt een lied. (Hint: Woorden die eindigen op -uo zijn vaak vrouwelijk)
Oefening 2: Kies het juiste bijvoeglijk naamwoord passend bij het geslacht
2. De *gera* (goed, v) moteris kookt lekker. (Hint: Vrouwelijke bijvoeglijke naamwoorden eindigen op -a)
3. Het *naujas* (nieuw, m) namas is groot. (Hint: Mannelijke bijvoeglijke naamwoorden eindigen op -as)
4. De *graži* (mooi, v) gėlė ruikt heerlijk. (Hint: Vrouwelijke bijvoeglijke naamwoorden eindigen op -i)
5. De *stiprus* (sterk, m) draugas helpt mij. (Hint: Mannelijke bijvoeglijke naamwoorden kunnen op -us eindigen)
6. De *stipri* (sterk, v) sesuo loopt snel. (Hint: Vrouwelijke bijvoeglijke naamwoorden kunnen op -i eindigen)
7. De *šiltas* (warm, m) vasaros diena is fijn. (Hint: Mannelijke bijvoeglijke naamwoorden eindigen op -as)
8. De *šilta* (warm, v) diena maakt me blij. (Hint: Vrouwelijke bijvoeglijke naamwoorden eindigen op -a)
9. De *jaunas* (jong, m) vaikinas studeert. (Hint: Mannelijke bijvoeglijke naamwoorden eindigen op -as)
10. De *jauna* (jong, v) mergina lacht. (Hint: Vrouwelijke bijvoeglijke naamwoorden eindigen op -a)