Oefening 1: Gebruik van de gebiedende wijs in het enkelvoud
2. (Schrijf) *Raksti* een brief naar je vriend. Hint: Gebruik de gebiedende wijs van ‘schrijven’ voor één persoon.
3. (Kom) *Nāc* hier direct! Hint: Gebruik de gebiedende wijs van ‘komen’ voor één persoon.
4. (Eet) *Ēd* je groenten op. Hint: Gebruik de gebiedende wijs van ‘eten’ voor één persoon.
5. (Wacht) *Gaidī* even hier. Hint: Gebruik de gebiedende wijs van ‘wachten’ voor één persoon.
6. (Lees) *Lasī* het boek aandachtig. Hint: Gebruik de gebiedende wijs van ‘lezen’ voor één persoon.
7. (Werk) *Strādā* hard voor het examen. Hint: Gebruik de gebiedende wijs van ‘werken’ voor één persoon.
8. (Slaap) *Guļ* vroeg vanavond. Hint: Gebruik de gebiedende wijs van ‘slapen’ voor één persoon.
9. (Praat) *Runā* langzaam, zodat iedereen je begrijpt. Hint: Gebruik de gebiedende wijs van ‘praten’ voor één persoon.
10. (Drink) *Dzer* water na het sporten. Hint: Gebruik de gebiedende wijs van ‘drinken’ voor één persoon.
Oefening 2: Gebruik van de gebiedende wijs in het meervoud
2. (Schrijf) *Rakstiet* jullie namen op het bord. Hint: Gebruik de gebiedende wijs van ‘schrijven’ voor meerdere personen.
3. (Kom) *Nāciet* snel naar buiten. Hint: Gebruik de gebiedende wijs van ‘komen’ voor meerdere personen.
4. (Eet) *Ēdiet* alles op wat op je bord ligt. Hint: Gebruik de gebiedende wijs van ‘eten’ voor meerdere personen.
5. (Wacht) *Gaidiet* hier tot ik terugkom. Hint: Gebruik de gebiedende wijs van ‘wachten’ voor meerdere personen.
6. (Lees) *Lasiet* de tekst hardop. Hint: Gebruik de gebiedende wijs van ‘lezen’ voor meerdere personen.
7. (Werk) *Strādājiet* samen aan het project. Hint: Gebruik de gebiedende wijs van ‘werken’ voor meerdere personen.
8. (Slaap) *Guļiet* goed vannacht. Hint: Gebruik de gebiedende wijs van ‘slapen’ voor meerdere personen.
9. (Praat) *Runājiet* niet zo hard. Hint: Gebruik de gebiedende wijs van ‘praten’ voor meerdere personen.
10. (Drink) *Dzeriet* water tijdens de pauze. Hint: Gebruik de gebiedende wijs van ‘drinken’ voor meerdere personen.