Oefening 1: Herkenning van zelfstandige naamwoorden in Kannada
2. Mijn *ಪುಸ್ತಕ* ligt op tafel. (Hint: Een zelfstandig naamwoord dat een voorwerp aanduidt waarin je leest)
3. De *ನದಿ* stroomt snel. (Hint: Een zelfstandig naamwoord dat een natuurlijke waterstroom aanduidt)
4. Hij heeft een nieuwe *ಮನೆಮಾಲಿಕ*. (Hint: Een zelfstandig naamwoord voor de persoon die een huis bezit)
5. De *ಮಗು* speelt in de tuin. (Hint: Een zelfstandig naamwoord dat een jonge persoon aanduidt)
6. Wij gaan naar de *ಶಾಲೆ*. (Hint: Een zelfstandig naamwoord voor een educatieve instelling)
7. De *ಹಣ್ಣು* is zoet. (Hint: Een zelfstandig naamwoord voor een eetbare vrucht)
8. De *ಪಶು* loopt in het veld. (Hint: Een zelfstandig naamwoord voor een dier op de boerderij)
9. Zij koopt een *ಕಾರು*. (Hint: Een zelfstandig naamwoord voor een vervoermiddel op de weg)
10. Het *ಮಳೆ* valt hard vandaag. (Hint: Een zelfstandig naamwoord dat een weersverschijnsel aanduidt)
Oefening 2: Zelfstandige naamwoorden in zinnen gebruiken
2. Mijn *ತಂದೆ* werkt in de stad. (Hint: Een zelfstandig naamwoord dat verwijst naar een mannelijke ouder)
3. Zij draagt een mooie *ಸಡಿ*. (Hint: Een zelfstandig naamwoord dat een traditioneel kledingstuk aanduidt)
4. Het *ಮಳೆಗಾಳಿ* maakt lawaai. (Hint: Een zelfstandig naamwoord dat een storm met regen en wind betekent)
5. De *ಬೆಟ್ಟ* is hoog en groen. (Hint: Een zelfstandig naamwoord voor een natuurlijke heuvel of berg)
6. Wij eten *ಅಕ್ಕಿ* elke dag. (Hint: Een zelfstandig naamwoord dat rijst betekent, een basisvoedsel)
7. Zijn *ಮಿತ್ರ* helpt hem altijd. (Hint: Een zelfstandig naamwoord dat een vriend of kameraad betekent)
8. De *ಮಂದಿರ* is prachtig versierd. (Hint: Een zelfstandig naamwoord dat een tempel aanduidt)
9. Mijn *ಅಣ್ಣ* woont in Bangalore. (Hint: Een zelfstandig naamwoord dat oudere broer betekent)
10. Het *ಸೂರ್ಯ* schijnt fel vandaag. (Hint: Een zelfstandig naamwoord dat de zon betekent)