Oefening 1: Vergelijkende trap in het Hebreeuws
2. Mijn broer is *sterker* dan ik. (Hint: Gebruik de vergelijkende trap van ‘sterk’)
3. De rivier is *dieper* dan het meer. (Hint: Gebruik de vergelijkende trap van ‘diep’)
4. Haar schrift is *netter* dan het mijne. (Hint: Gebruik de vergelijkende trap van ‘net’)
5. De auto is *sneller* dan de fiets. (Hint: Gebruik de vergelijkende trap van ‘snel’)
6. Deze appel is *zoeter* dan die. (Hint: Gebruik de vergelijkende trap van ‘zoet’)
7. Het weer vandaag is *kouder* dan gisteren. (Hint: Gebruik de vergelijkende trap van ‘koud’)
8. De man is *oudere* dan zijn zus. (Hint: Gebruik de vergelijkende trap van ‘oud’)
9. Haar stem is *mooier* dan zijn stem. (Hint: Gebruik de vergelijkende trap van ‘mooi’)
10. Deze les is *makkelijker* dan de vorige. (Hint: Gebruik de vergelijkende trap van ‘makkelijk’)
Oefening 2: Overtreffende trap in het Hebreeuws
2. Dit is het *sterkste* paard op de boerderij. (Hint: Gebruik de overtreffende trap van ‘sterk’)
3. Zij heeft de *diepste* kennis van het onderwerp. (Hint: Gebruik de overtreffende trap van ‘diep’)
4. Dit is het *netste* huis in de straat. (Hint: Gebruik de overtreffende trap van ‘net’)
5. Hij rijdt de *snelste* auto van allemaal. (Hint: Gebruik de overtreffende trap van ‘snel’)
6. Dit is de *zoetste* taart die ik ooit heb geproefd. (Hint: Gebruik de overtreffende trap van ‘zoet’)
7. Vandaag is de *koudste* dag van de winter. (Hint: Gebruik de overtreffende trap van ‘koud’)
8. Zij is de *oudste* leerling in de klas. (Hint: Gebruik de overtreffende trap van ‘oud’)
9. Dat was de *mooiste* film die ik heb gezien. (Hint: Gebruik de overtreffende trap van ‘mooi’)
10. Dit is het *makkelijkste* examen dat we hebben gehad. (Hint: Gebruik de overtreffende trap van ‘makkelijk’)