Oefening 1: Voltooid verleden tijd van regelmatige werkwoorden
2. Wij *אכלנו* het avondeten toen de telefoon ging. (Hint: voltooid verleden tijd van eten)
3. Jij *למדת* Hebreeuws voordat je naar Israël ging. (Hint: voltooid verleden tijd van leren)
4. Zij *שמרה* het boek op de plank voordat ze wegging. (Hint: voltooid verleden tijd van bewaren, vrouwelijk enkelvoud)
5. Jullie *דיברתם* met de leraar voordat de les begon. (Hint: voltooid verleden tijd van spreken, mannelijk meervoud)
6. Ik *ראה* de film voordat ik naar bed ging. (Hint: voltooid verleden tijd van zien)
7. Hij *הלך* naar de markt voordat het regende. (Hint: voltooid verleden tijd van gaan)
8. Wij *שאלנו* de weg voordat we de stad ingingen. (Hint: voltooid verleden tijd van vragen)
9. Zij *כתבה* een verhaal voordat ze sliep. (Hint: voltooid verleden tijd van schrijven, vrouwelijk enkelvoud)
10. Jij *עבדת* hard voordat je vakantie had. (Hint: voltooid verleden tijd van werken)
Oefening 2: Voltooid verleden tijd van onregelmatige werkwoorden
2. Wij *לקחנו* de bus voordat het begon te sneeuwen. (Hint: voltooid verleden tijd van nemen)
3. Jij *נתת* את הספר לחבר לפני שיצאת. (Hint: voltooid verleden tijd van geven, mannelijk enkelvoud)
4. Zij *ראתה* את החתול לפני שהלך. (Hint: voltooid verleden tijd van zien, vrouwelijk enkelvoud)
5. Jullie *אמרתם* את האמת לפני שהתחלתם. (Hint: voltooid verleden tijd van zeggen, mannelijk meervoud)
6. Ik *הבנתי* את השאלה לפני שהתחלתי לענות. (Hint: voltooid verleden tijd van begrijpen)
7. Hij *ידע* את התשובה לפני שהשיעור התחיל. (Hint: voltooid verleden tijd van weten)
8. Wij *הבאנו* אוכל למסיבה לפני שהאורחים הגיעו. (Hint: voltooid verleden tijd van brengen)
9. Zij *הרגישה* טוב לפני שהלכה לישון. (Hint: voltooid verleden tijd van voelen, vrouwelijk enkelvoud)
10. Jij *עשית* את העבודה לפני שהמורה בדק. (Hint: voltooid verleden tijd van doen, mannelijk enkelvoud)