Oefening 1: Bijwoorden van frequentie in eenvoudige zinnen
2. Zij leest *συχνά* boeken. (Hint: betekent ‘vaak’)
3. Wij bezoeken onze vrienden *μερικές φορές*. (Hint: betekent ‘soms’)
4. Jij eet *σπάνια* fastfood. (Hint: betekent ‘zelden’)
5. Hij kijkt *ποτέ* geen televisie. (Hint: betekent ‘nooit’)
6. De leraar geeft *πάντα* duidelijke uitleg. (Hint: betekent ‘altijd’)
7. Mijn ouders reizen *συχνά* naar het buitenland. (Hint: betekent ‘vaak’)
8. Ik sport *μερικές φορές* in het weekend. (Hint: betekent ‘soms’)
9. Zij gebruikt *σπάνια* haar telefoon tijdens het eten. (Hint: betekent ‘zelden’)
10. Wij gaan *ποτέ* niet naar die winkel. (Hint: betekent ‘nooit’)
Oefening 2: Plaatsing van bijwoorden van frequentie in Griekse zinnen
2. Hij *πάντα* maakt zijn huiswerk op tijd. (Hint: bijwoord van frequentie direct na het onderwerp)
3. Wij eten *μερικές φορές* samen. (Hint: bijwoord van frequentie na het werkwoord)
4. Jullie bezoeken *σπάνια* het museum. (Hint: bijwoord van frequentie tussen onderwerp en werkwoord)
5. Zij zegt *ποτέ* geen onwaarheid. (Hint: bijwoord van frequentie direct voor het werkwoord)
6. De kinderen spelen *συχνά* buiten. (Hint: bijwoord van frequentie na het werkwoord)
7. Ik ben *πάντα* op tijd. (Hint: bijwoord van frequentie na het werkwoord zijn)
8. Jullie gaan *μερικές φορές* naar het park. (Hint: bijwoord van frequentie na het werkwoord)
9. Hij kijkt *σπάνια* televisie. (Hint: bijwoord van frequentie direct na het onderwerp)
10. Wij spreken *ποτέ* niet over dat onderwerp. (Hint: bijwoord van frequentie voor het werkwoord)