Werkwoordvervoegingsoefeningen voor Griekse grammatica: Tegenwoordige tijd
2. Wij *διαβάζουμε* elke dag Griekse teksten. (Gebruik de eerste persoon meervoud van διαβάζω in de tegenwoordige tijd.)
3. Jullie *τρέχετε* snel naar school. (Gebruik de tweede persoon meervoud van τρέχω in de tegenwoordige tijd.)
4. Ik *μαθαίνω* Griekse grammatica. (Gebruik de eerste persoon enkelvoud van μαθαίνω in de tegenwoordige tijd.)
5. Zij *αγοράζει* fruit op de markt. (Gebruik de derde persoon enkelvoud van αγοράζω in de tegenwoordige tijd.)
6. Jij *μιλάς* Grieks met vrienden. (Gebruik de tweede persoon enkelvoud van μιλάω in de tegenwoordige tijd.)
7. Wij *δουλεύουμε* hard op school. (Gebruik de eerste persoon meervoud van δουλεύω in de tegenwoordige tijd.)
8. Hij *παίζει* voetbal in het park. (Gebruik de derde persoon enkelvoud van παίζω in de tegenwoordige tijd.)
9. Jullie *βλέπετε* een film samen. (Gebruik de tweede persoon meervoud van βλέπω in de tegenwoordige tijd.)
10. Ik *αγαπώ* mijn familie. (Gebruik de eerste persoon enkelvoud van αγαπάω in de tegenwoordige tijd.)
Werkwoordvervoegingsoefeningen voor Griekse grammatica: Verleden tijd (aoristus)
2. Wij *διαβάσαμε* het boek vorige week. (Gebruik de eerste persoon meervoud van διαβάζω in de aoristus.)
3. Jullie *τρέξατε* snel naar huis. (Gebruik de tweede persoon meervoud van τρέχω in de aoristus.)
4. Ik *έμαθα* veel over grammatica. (Gebruik de eerste persoon enkelvoud van μαθαίνω in de aoristus.)
5. Zij *αγόρασε* een cadeau. (Gebruik de derde persoon enkelvoud van αγοράζω in de aoristus.)
6. Jij *μίλησες* met de leraar. (Gebruik de tweede persoon enkelvoud van μιλάω in de aoristus.)
7. Wij *δουλέψαμε* tot laat. (Gebruik de eerste persoon meervoud van δουλεύω in de aoristus.)
8. Hij *έπαιξε* in de wedstrijd. (Gebruik de derde persoon enkelvoud van παίζω in de aoristus.)
9. Jullie *είδατε* de nieuwe film. (Gebruik de tweede persoon meervoud van βλέπω in de aoristus.)
10. Ik *αγάπησα* haar veel. (Gebruik de eerste persoon enkelvoud van αγαπάω in de aoristus.)