Oefening 1: Kies het juiste voorzetsel van de rede
2. Cancelaron o voo *a causa de* mal tempo. (Gebruik het voorzetsel om een oorzaak aan te geven.)
3. Chegou tarde *debido a* un accidente na estrada. (Gebruik het voorzetsel dat “door” betekent.)
4. A festa foi adiada *por* problemas técnicos. (Gebruik het voorzetsel dat een reden aangeeft.)
5. Estudei moito *para* aprobar o exame. (Gebruik het voorzetsel dat “om te” betekent, toont doel en reden.)
6. Non fomos á praia *por* chover moito. (Gebruik het voorzetsel voor reden of oorzaak.)
7. Estaba nervioso *a causa de* falar en público. (Gebruik het voorzetsel dat “wegens” betekent.)
8. Cancelaron o partido *debido a* lesión dun xogador. (Gebruik het voorzetsel dat de reden aangeeft.)
9. Non puiden chamar *por* falta de cobertura móbil. (Gebruik het voorzetsel dat “vanwege” betekent.)
10. Chegamos tarde *por* un problema no coche. (Gebruik het voorzetsel dat een oorzaak aangeeft.)
Oefening 2: Vul het juiste voorzetsel van de rede in de zin in
2. O concerto foi cancelado *a causa de* problemas técnicos. (Gebruik het voorzetsel om een reden aan te geven.)
3. Non puiden durmir ben *debido a* moito ruído. (Gebruik het voorzetsel dat “door” betekent.)
4. Chegou tarde *por* tráfico intenso. (Gebruik het voorzetsel dat een oorzaak aangeeft.)
5. Deixei de fumar *para* mellorar a miña saúde. (Gebruik het voorzetsel dat “om te” betekent, hier reden/doel.)
6. Non xoguei *por* lesión no xeonllo. (Gebruik het voorzetsel dat een reden uitdrukt.)
7. A reunión atrasouse *a causa de* problemas técnicos. (Gebruik het voorzetsel dat “wegens” betekent.)
8. A empresa pechou *debido a* dificultades económicas. (Gebruik het voorzetsel dat een oorzaak aangeeft.)
9. Non falamos *por* problemas de conexión. (Gebruik het voorzetsel dat “vanwege” betekent.)
10. Cancelaron o evento *por* mal tempo. (Gebruik het voorzetsel dat een reden aangeeft.)