Oefening 1: Predicatieve bijvoeglijke naamwoorden met ‘er’
2. Bogen *er* interessant. (Hint: Het bijvoeglijk naamwoord beschrijft het zelfstandig naamwoord na het werkwoord ‘er’.)
3. Vejret *er* koldt. (Hint: Denk aan een bijvoeglijk naamwoord dat het weer beschrijft na ‘er’.)
4. Drengen *er* træt. (Hint: Beschrijf de staat van de jongen na ‘er’.)
5. Maden *er* lækker. (Hint: Het bijvoeglijk naamwoord geeft een mening over het eten na ‘er’.)
6. Blomsterne *er* smukke. (Hint: Gebruik het meervoudsbijvoeglijk naamwoord na ‘er’.)
7. Filmen *er* spændende. (Hint: Beschrijf de film met een passend bijvoeglijk naamwoord na ‘er’.)
8. Huset *er* stort. (Hint: Het bijvoeglijk naamwoord beschrijft het huis na ‘er’.)
9. Katten *er* sød. (Hint: Beschrijf de kat met een bijvoeglijk naamwoord na ‘er’.)
10. Vinen *er* god. (Hint: Beschrijf de smaak van de wijn na ‘er’.)
Oefening 2: Predicatieve bijvoeglijke naamwoorden met ‘bliver’
2. Maden *bliver* kold. (Hint: Beschrijf hoe het eten verandert na ‘bliver’.)
3. Vejret *bliver* dårligt. (Hint: Gebruik het bijvoeglijk naamwoord om het weer te beschrijven na ‘bliver’.)
4. Børnene *bliver* glade. (Hint: Beschrijf de emotie van de kinderen na ‘bliver’.)
5. Blomsterne *bliver* visne. (Hint: Geef de verandering van de bloemen aan na ‘bliver’.)
6. Vandet *bliver* varmt. (Hint: Beschrijf de temperatuurverandering van het water na ‘bliver’.)
7. Huset *bliver* gammelt. (Hint: Geef aan hoe het huis verandert na ‘bliver’.)
8. Han *bliver* syg. (Hint: Beschrijf de verandering in gezondheidstoestand na ‘bliver’.)
9. Filmen *bliver* kedelig. (Hint: Beschrijf hoe de film verandert na ‘bliver’.)
10. Luften *bliver* frisk. (Hint: Beschrijf de verandering van de lucht na ‘bliver’.)