Oefening 1: Meervoud van mannelijke zelfstandige naamwoorden
2. Mijn vrienden hebben nieuwe *automobili*. (Hint: mannelijke woorden in meervoud krijgen vaak -i als uitgang).
3. Er staan veel *stolovi* in de kamer. (Hint: ‘stol’ is tafel, meervoud op -ovi bij mannelijke woorden).
4. De *psi* spelen in de tuin. (Hint: ‘pas’ betekent hond, onregelmatig meervoud op -i).
5. Op de markt zijn verse *jabuke*. (Hint: ‘jabuka’ is appel, vrouwelijk woord, meervoud op -e).
6. Mijn buren hebben drie *automobili*. (Hint: zie zin 2, mannelijke woorden met -i).
7. De *gradovi* zijn oud en historisch. (Hint: ‘grad’ betekent stad, meervoud op -ovi).
8. De *dječaci* spelen voetbal. (Hint: ‘dječak’ is jongen, meervoud op -i).
9. We zagen veel *ptice* in het bos. (Hint: ‘ptica’ betekent vogel, vrouwelijk woord, meervoud op -e).
10. De *momci* zijn sterk. (Hint: ‘momak’ is jongen, meervoud op -i).
Oefening 2: Meervoud van vrouwelijke zelfstandige naamwoorden
2. Mijn zussen hebben nieuwe *haljine*. (Hint: ‘haljina’ is jurk, vrouwelijk, meervoud op -e).
3. Er zijn veel *žene* in het park. (Hint: ‘žena’ betekent vrouw, meervoud op -e).
4. De *učiteljice* zijn vriendelijk. (Hint: ‘učiteljica’ is vrouwelijke leraar, meervoud op -e).
5. De *ribe* zwemmen in de rivier. (Hint: ‘riba’ betekent vis, vrouwelijk, meervoud op -e).
6. De *mačke* slapen op de bank. (Hint: ‘mačka’ betekent kat, vrouwelijk, meervoud op -e).
7. Haar *sestry* zijn in Kroatië. (Hint: ‘sestra’ betekent zus, meervoud op -e).
8. De *cveće* bloeien in de lente. (Hint: ‘cveće’ betekent bloemen, onzijdig meervoud, let op spelling).
9. We kopen verse *jabuke* op de markt. (Hint: ‘jabuka’ appel, vrouwelijk, meervoud op -e).
10. De *kućice* zijn klein. (Hint: ‘kućica’ betekent huisje, vrouwelijk, meervoud op -e).