Uitroepende zinnen Oefening 1: Basisuitroepen
2. Com *ets* guapo avui! (Gebruik het werkwoord ‘ser’ in de tweede persoon enkelvoud)
3. Quina festa tan *bonita*! (Gebruik een bijvoeglijk naamwoord dat ‘mooi’ betekent)
4. Quina calor *fa* avui! (Gebruik het werkwoord ‘fer’ in derde persoon enkelvoud)
5. Quina notícia *m’has* donat! (Gebruik een reflexief werkwoord in de tweede persoon enkelvoud)
6. Com *m’agrada* aquesta cançó! (Gebruik het werkwoord ‘agradar’ in de eerste persoon enkelvoud)
7. Quina sort que *vam* guanyar! (Gebruik het werkwoord ‘guanyar’ in de eerste persoon meervoud)
8. Quina llàstima que no *has* vingut! (Gebruik het werkwoord ‘venir’ in de tweede persoon enkelvoud)
9. Com *fa* olor de pa fresc! (Gebruik het werkwoord ‘fer’ in derde persoon enkelvoud)
10. Quina alegria que *ets* aquí! (Gebruik het werkwoord ‘ser’ in de tweede persoon enkelvoud)
Uitroepende zinnen Oefening 2: Gevoelens en Reacties
2. Com *ets* cansat després de treballar! (Gebruik het werkwoord ‘ser’ in de tweede persoon enkelvoud)
3. Quina meravella *hem* vist avui! (Gebruik het werkwoord ‘veure’ in de eerste persoon meervoud)
4. Com *m’agrada* el teu vestit nou! (Gebruik het werkwoord ‘agradar’ in de eerste persoon enkelvoud)
5. Quina vergonya que no *pugui* venir! (Gebruik het werkwoord ‘poder’ in de eerste persoon enkelvoud)
6. Quina emoció *sentim* ara mateix! (Gebruik het werkwoord ‘sentir’ in de eerste persoon meervoud)
7. Com *fa* fred aquesta nit! (Gebruik het werkwoord ‘fer’ in derde persoon enkelvoud)
8. Quina ràbia que *hagi* passat això! (Gebruik het werkwoord ‘haver’ in de derde persoon enkelvoud)
9. Quina il·lusió que *vinguis* demà! (Gebruik het werkwoord ‘venir’ in de tweede persoon enkelvoud)
10. Com *m’agrada* viure aquí! (Gebruik het werkwoord ‘agradar’ in de eerste persoon enkelvoud)