Toekomende tijd vervoegingen – Oefening 1
2. Ells *estudiaran* per l’examen la setmana vinent. (Gebruik de derde persoon meervoud van ‘estudiar’ in de toekomende tijd)
3. Nosaltres *viatjarem* a Barcelona aquest estiu. (Gebruik de eerste persoon meervoud van ‘viatjar’ in de toekomende tijd)
4. Tu *parlaràs* amb el professor demà. (Gebruik de tweede persoon enkelvoud van ‘parlar’ in de toekomende tijd)
5. Ella *menjarà* a casa aquesta tarda. (Gebruik de derde persoon enkelvoud van ‘menjar’ in de toekomende tijd)
6. Vosaltres *escriureu* una carta als avis. (Gebruik de tweede persoon meervoud van ‘escriure’ in de toekomende tijd)
7. Jo *compraré* un llibre nou la setmana que ve. (Gebruik de eerste persoon enkelvoud van ‘comprar’ in de toekomende tijd)
8. Ell *cantarà* a la festa dissabte. (Gebruik de derde persoon enkelvoud van ‘cantar’ in de toekomende tijd)
9. Nosaltres *farem* un sopar especial divendres. (Gebruik de eerste persoon meervoud van ‘fer’ in de toekomende tijd)
10. Tu *veuràs* la pel·lícula demà a la nit. (Gebruik de tweede persoon enkelvoud van ‘veure’ in de toekomende tijd)
Toekomende tijd met onregelmatige werkwoorden – Oefening 2
2. Ells *aniran* a la platja el cap de setmana. (Toekomende tijd van ‘anar’)
3. Nosaltres *tindrem* una reunió important dilluns. (Toekomende tijd van ’tenir’)
4. Tu *faràs* un bon treball al projecte. (Toekomende tijd van ‘fer’)
5. Ella *vindrà* a la festa de la tarda. (Toekomende tijd van ‘venir’)
6. Vosaltres *podreu* venir demà a la reunió? (Toekomende tijd van ‘poder’)
7. Jo *diré* la veritat sempre. (Toekomende tijd van ‘dir’)
8. Ell *volrà* estudiar més tard. (Toekomende tijd van ‘voler’)
9. Nosaltres *sabrém* la resposta aviat. (Toekomende tijd van ‘saber’)
10. Tu *hauràs* acabat el treball abans de divendres. (Toekomende tijd van ‘haver’)