Oefening 1: Uitroepende zinnen met emoties
2. Hoe *vreedsaam* is hierdie plek! (Gebruik een bijwoord om de rustigheid te benadrukken.)
3. Ek kan nie glo hoe *groot* die bome hier is nie! (Gebruik een bijvoeglijk naamwoord om grootte te benadrukken.)
4. Wat ’n *heerlike* ete ons gehad het! (Gebruik een bijvoeglijk naamwoord om tevredenheid te tonen.)
5. Hoe *snel* kan jy hardloop! (Gebruik een bijwoord om snelheid te benadrukken.)
6. Wat ’n *verskriklike* lawaai daar buite! (Gebruik een bijvoeglijk naamwoord om schrik uit te drukken.)
7. Hoe *warm* is dit vandag! (Gebruik een bijvoeglijk naamwoord om temperatuur te beschrijven.)
8. Wat ’n *pragtige* sonsondergang! (Gebruik een bijvoeglijk naamwoord om schoonheid te tonen.)
9. Hoe *stil* is dit in die biblioteek! (Gebruik een bijvoeglijk naamwoord om stilte te benadrukken.)
10. Wat ’n *wonderlike* prestasie! (Gebruik een bijvoeglijk naamwoord om bewondering uit te drukken.)
Oefening 2: Uitroepende zinnen met verbaasde uitdrukkingen
2. Ai, dit is *heet* vandag! (Gebruik een bijvoeglijk naamwoord om temperatuur te benadrukken.)
3. Wow, hoe *vlug* vlieg die tyd! (Gebruik een bijwoord om snelheid aan te geven.)
4. O, wat ’n *skitterende* idee! (Gebruik een bijvoeglijk naamwoord om enthousiasme te tonen.)
5. Ai tog, wat ’n *moeilike* toets! (Gebruik een bijvoeglijk naamwoord om moeilijkheid aan te duiden.)
6. Sjoe, hoe *hoog* is daardie berg! (Gebruik een bijvoeglijk naamwoord om hoogte te benadrukken.)
7. O, hoe *vreemd* lyk dit hier! (Gebruik een bijvoeglijk naamwoord om vreemdheid uit te drukken.)
8. Ai, wat ’n *ongelooflike* storie! (Gebruik een bijvoeglijk naamwoord om verbazing te tonen.)
9. Sjoe, hoe *vinnig* kan jy praat! (Gebruik een bijwoord om snelheid te benadrukken.)
10. O, wat ’n *pragtige* dag! (Gebruik een bijvoeglijk naamwoord om schoonheid te benadrukken.)