Oefening 1: Onpersoonlijke zinnen met het werkwoord “бути” (zijn)
2. Зараз *є* багато людей у парку. (gebruik het juiste tegenwoordige tijd van “zijn” om aanwezigheid aan te geven)
3. Вранці *було* темно. (gebruik verleden tijd van “zijn” voor het tijdstip)
4. Завтра *буде* сонячно. (gebruik de toekomende tijd van “zijn” om het weer te voorspellen)
5. У кімнаті *є* світло. (gebruik tegenwoordige tijd van “zijn” om aanwezigheid van licht aan te geven)
6. Вночі *було* тихо. (gebruik verleden tijd van “zijn” om sfeer te beschrijven)
7. Зараз *є* багато роботи. (gebruik tegenwoordige tijd van “zijn” om hoeveelheid aan te geven)
8. Влітку *буде* тепло. (gebruik toekomende tijd van “zijn” om het weer te voorspellen)
9. Після дощу *було* волого. (gebruik verleden tijd van “zijn” om de situatie te beschrijven)
10. У місті *є* нові будівлі. (gebruik tegenwoordige tijd van “zijn” om aanwezigheid aan te geven)
Oefening 2: Onpersoonlijke zinnen met weers- en tijdsaanduidingen
2. *Світить* сонце влітку. (gebruik het juiste werkwoord voor de zon die schijnt)
3. Зараз *морозить*. (gebruik het juiste werkwoord voor het vriezen op dit moment)
4. Восени *дує* вітер. (gebruik het juiste werkwoord voor wind die waait)
5. Вночі *темніє* швидко. (gebruik het juiste werkwoord voor het donker worden)
6. Вранці *світлішає*. (gebruik het juiste werkwoord voor het lichter worden)
7. Взимку часто *сніжить*. (gebruik het juiste werkwoord voor sneeuw die valt)
8. Увечері *холоднішає*. (gebruik het juiste werkwoord voor het kouder worden)
9. Після дощу *виходить* сонце. (gebruik het juiste werkwoord voor zon die tevoorschijn komt)
10. Влітку *спека*. (gebruik het juiste onpersoonlijk woord voor hitte)