Oefening 1: Onbepaalde voornaamwoorden als onderwerp
2. *Ніхто* не прийшов на зустріч. (Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘niemand’ als onderwerp)
3. *Щось* трапилось у кімнаті. (Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘iets’ als onderwerp)
4. *Нічого* не сталося під час подорожі. (Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘niets’ als onderwerp)
5. *Хтось* залишив двері відкритими. (Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘iemand’ als onderwerp)
6. *Ніхто* не знає відповіді. (Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘niemand’ als onderwerp)
7. *Щось* пахне смачно в кухні. (Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘iets’ als onderwerp)
8. *Нічого* не заважає нам зараз. (Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘niets’ als onderwerp)
9. *Хтось* забув свій парасолю. (Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘iemand’ als onderwerp)
10. *Ніхто* не прийняв рішення. (Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘niemand’ als onderwerp)
Oefening 2: Onbepaalde voornaamwoorden als lijdend voorwerp
2. Вона не знайшла *ніхто* у кімнаті. (Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘niemand’ als lijdend voorwerp)
3. Чи ти чув *щось* цікаве? (Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘iets’ als lijdend voorwerp)
4. Він не відчув *нічого* дивного. (Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘niets’ als lijdend voorwerp)
5. Ми запросили *когось* на вечерю. (Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘iemand’ als lijdend voorwerp)
6. Вона не бачила *ніхто* у школі. (Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘niemand’ als lijdend voorwerp)
7. Він знайшов *щось* на столі. (Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘iets’ als lijdend voorwerp)
8. Я не купив *нічого* у магазині. (Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘niets’ als lijdend voorwerp)
9. Ти знаєш *когось*, хто говорить українською? (Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘iemand’ als lijdend voorwerp)
10. Вони не чекали *ніхто* на зупинці. (Gebruik een onbepaald voornaamwoord voor ‘niemand’ als lijdend voorwerp)