Artikelen Oefeningen: Bepaalde en Onbepaalde Artikelen
2. Zij ziet *de* kat (bepaald lidwoord, enkelvoud).
3. Wij kopen *een* appel (onbepaald lidwoord, enkelvoud).
4. Jullie geven *de* kinderen speelgoed (bepaald lidwoord, meervoud).
5. Ik heb *een* idee (onbepaald lidwoord, enkelvoud).
6. De leraar geeft *de* uitleg (bepaald lidwoord, enkelvoud).
7. Zij drinken *een* kopje thee (onbepaald lidwoord, enkelvoud).
8. De vrouw draagt *de* jas (bepaald lidwoord, enkelvoud).
9. Wij zien *een* vogel in de boom (onbepaald lidwoord, enkelvoud).
10. Hij eet *de* taart op (bepaald lidwoord, enkelvoud).
Artikelen Oefeningen: Gebruik van Artikelen bij Meervoud en Geen Artikel
2. Ik zie *geen* hond in het park (ontkenning, geen artikel).
3. We lezen *de* kranten elke ochtend (bepaald lidwoord, meervoud).
4. Hij koopt *geen* auto vandaag (ontkenning, geen artikel).
5. De kinderen spelen met *de* ballen (bepaald lidwoord, meervoud).
6. Zij hebben *geen* idee wat er gebeurt (ontkenning, geen artikel).
7. Wij bezoeken *de* musea in de stad (bepaald lidwoord, meervoud).
8. Jullie nemen *geen* risico’s in dit spel (ontkenning, geen artikel).
9. Ik heb *de* kaarten klaargelegd (bepaald lidwoord, meervoud).
10. Hij eet *geen* groenten vandaag (ontkenning, geen artikel).