Passieve Oefeningen: Tegenwoordige Tijd
2. De brieven *писалися* gisteren door de studenten. (Let op dat dit een uitzondering is, normaal is verleden tijd, maar oefen de vorm)
3. Het raam *миється* elke dag door de schoonmaker. (Gebruik het werkwoord “wassen” in passieve vorm tegenwoordige tijd)
4. De taarten *випікаються* door de bakker. (Gebruik “bakken” in passieve vorm)
5. De lessen *проводяться* door de leraar. (Gebruik “geven” in passieve vorm)
6. De berichten *передаються* via de radio. (Gebruik “overbrengen” in passieve vorm)
7. De machines *ремонтуються* regelmatig door technici. (Gebruik “repareren” in passieve vorm)
8. De documenten *підписуються* door de directeur. (Gebruik “ondertekenen” in passieve vorm)
9. De planten *поливаються* elke ochtend. (Gebruik “water geven” in passieve vorm)
10. De kaarten *готуються* voor het feest. (Gebruik “voorbereiden” in passieve vorm)
Passieve Oefeningen: Verleden Tijd
2. Het huis *було побудоване* door een architect. (Gebruik verleden tijd van “bouwen” in passieve vorm)
3. De brief *була написана* door mijn vriend. (Gebruik verleden tijd van “schrijven” in passieve vorm)
4. Het schilderij *було намальоване* door een bekende kunstenaar. (Gebruik verleden tijd van “schilderen” in passieve vorm)
5. De taken *були виконані* op tijd. (Gebruik verleden tijd van “uitvoeren” in passieve vorm)
6. De boodschappen *були куплені* door mijn moeder. (Gebruik verleden tijd van “kopen” in passieve vorm)
7. De uitnodigingen *були розіслані* gisteren. (Gebruik verleden tijd van “versturen” in passieve vorm)
8. Het rapport *було підготовлене* door de assistent. (Gebruik verleden tijd van “voorbereiden” in passieve vorm)
9. De meubels *були зібрані* door de timmerman. (Gebruik verleden tijd van “in elkaar zetten” in passieve vorm)
10. De stoelen *були пофарбовані* vorige week. (Gebruik verleden tijd van “verven” in passieve vorm)