Oefening 1: Voltooid verleden tijd met regelmatige werkwoorden
2. Ми *читали* цю книгу минулого тижня. (Gebruik de voltooid verleden tijd van “читати” – lezen)
3. Вони *грали* на вулиці весь день. (Gebruik de voltooid verleden tijd van “грати” – spelen)
4. Ти *говорив* з учителем учора? (Gebruik de voltooid verleden tijd van “говорити” – spreken)
5. Я *малював* картину минулого місяця. (Gebruik de voltooid verleden tijd van “малювати” – schilderen)
6. Вона *слухала* музику весь вечір. (Gebruik de voltooid verleden tijd van “слухати” – luisteren)
7. Ми *плакали* під час фільму. (Gebruik de voltooid verleden tijd van “плакати” – huilen)
8. Вони *очікували* на автобус більше години. (Gebruik de voltooid verleden tijd van “очікувати” – wachten)
9. Ти *працював* у саду вчора? (Gebruik de voltooid verleden tijd van “працювати” – werken)
10. Я *відпочивав* у парку в неділю. (Gebruik de voltooid verleden tijd van “відпочивати” – uitrusten)
Oefening 2: Voltooid verleden tijd met onregelmatige werkwoorden
2. Ми *бачили* цей фільм минулого тижня. (Gebruik de voltooid verleden tijd van “бачити” – zien)
3. Вона *писала* листа всю ніч. (Gebruik de voltooid verleden tijd van “писати” – schrijven)
4. Ти *купив* нову книгу вчора? (Gebruik de voltooid verleden tijd van “купити” – kopen)
5. Я *зробив* домашнє завдання вчора ввечері. (Gebruik de voltooid verleden tijd van “зробити” – doen/maken)
6. Вони *прийшли* додому пізно вночі. (Gebruik de voltooid verleden tijd van “прийти” – aankomen)
7. Ми *знали* відповідь на питання. (Gebruik de voltooid verleden tijd van “знати” – weten)
8. Вона *взяла* книгу з полиці. (Gebruik de voltooid verleden tijd van “взяти” – nemen)
9. Ти *дав* мені ключі вчора? (Gebruik de voltooid verleden tijd van “дати” – geven)
10. Я *поїхав* до Києва минулого місяця. (Gebruik de voltooid verleden tijd van “поїхати” – reizen)